Jonckbloet (godfried daniël augustinus)

betekenis & definitie

Jonckbloet (godfried daniël augustinus) - Nederl. letterkundige, geb. 28 Aug. 1848 te Eindhoven, trad 1868 in de orde der Jezuïeten, werd in 1881 priester gewijd te Maastricht; vertrok in 1890 als missionaris naar Java, arbeidde te Semarang, Batavia, Magelang, Soerabaja en Malang, keerde in 1908 om gezondheidsredenen naar Europa terug en is sedert 1909 woonachtig te ’s-Gravenhage. Behalve een groot aantal artt. van letterkundigen aard in de „Studiën” en andere tijdschriften verschenen van zijn hand De Katholieke Kerkmuziek naar A. G. Stein (1878), Vlindertjes: Verspreide en nieuwe Gedichten (1881), Uit Eigen en Vreemde Gaarde (1884), Mr. Eugène van Oppen: In Memoriam (1885), Een Winter te Davos (1888), Isaïas: De Profetiën van Amos’ zoon in Nederl. verzen vertolkt (1888, 2de druk 1889), Lief en Leed: Verzamelde kleine Gedichten (1891), Uit Nederland en Insulinde: Letterkundige Causeriën (2 dln. 1893), Multatuli (1894), Davos voorheen en thans (1910), Bij het Allerheiligste: metrische bewerking van Loyola’s Coram Sancrissimo (1911), Het religieuze leven naar Bourdaloue (1911), Jonkvrouwe Anna de Savornin Lohman in en uit hare werken (1912), Refloruit cor meum: Gedichten (1916).