Inversielaag. - Terwijl in den dampkring de temperatuur in den regel naar boven afneemt, wordt soms op eenige hoogte boven de aarde een laag aangetroffen, waar de temperatuur der lucht plotseling eenige graden stijgt, om daarboven weer evenals daaronder regelmatig toe te nemen. Een dergelijke laag, ook wel omkeerlaag van het verticale temperatuurverval genoemd, treft men het meest aan boven de vlakke wolkenlagen der onderste wolkenniveau’s (strato-cumulus), ook wel bij geheel helderen hemel. Het talrijkst vindt men een inversielaag bij ZW.-lijke of ZO.-lijke winden in het najaar en den winter ; de hoogte, waarop de i.l. wordt aangetroffen, varieert dan van eenige honderden meters tot boven 3000 M. Hooger in de atmosfeer, op onze breedte op gemiddeld 10 K.M., vindt men een nieuwe inversielaag, de z.g. hoogere inversie, die de scheiding vormt tusschen troposfeer en stratosfeer. ’s Nachts, voornamelijk in heldere, windstille nachten, vormt zich steeds een „grond”inversie, d.w.z. de temperatuur neemt vanaf den grond tot op een bepaalde hoogte daarboven geleidelijk toe. Inversielagen vormen tevens scheidingslagen van luchtmassa’s van zeer verschillend vochtigheidsgehalte.
De warme lucht boven de inversielaag bevat in den regel veel minder waterdamp dan de koude daaronder en beweegt zich meermalen ook met een geheel andere snelheid en richting. De inversielagen op geringere hoogte (gem. 1200 M.) breiden zich soms uit over groote gebieden, soms over geheel Midden-Europa. De hoogere inversie wordt overal op aarde waargenomen ; de hoogte ervan varieert met de weersgesteldheid, terwijl de gemiddelde hoogte toeneemt van circa 9 K.M. boven de poolstreken tot 19 K.M. boven den aequator.