Infula - (Lat.), bij de Romeinen de breede, witwollen, dikwijls roode, hoofdband, waarmede de priesters, Vestaalsche maagden en offerenden het hoofd in den vorm van een tulband omwonden. — Voorts is de i. het feestelijke hoofddeksel der bisschoppen in de R.-K. kerk en heet als zoodanig mitra (mijter), met twee van achteren afhangende banden (infulae). Bij uitzondering kan de paus ook aan abten en andere niet-bisschoppen het dragen van den mijter en het voeren van den staf toestaan. De bisschopsmuts wordt voorts door hen, die gerechtigd zijn haar te dragen, in hun wapen gevoerd.
Het is niet zeker of de kerk dit kleedingstuk van de Romeinen heeft overgenomen of aan het oud-testamentisch priesterschap (zie Exodus 28 : 40, 29 : 9) heeft ontleend. In elk geval schijnt de i. eerst in de 10de eeuw in gebruikte zijn gekomen.— Infuleeren, de bisschopsmuts verleenen.