Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Hypotheek of onderzetting

betekenis & definitie

Hypotheek of onderzetting - voorrang op de opbrengst van een bepaald onroerend goed bij uitwinning daarvan, door den rechthebbende (1214 B.W.) verleend als zekerheid voor de nakoming eener schuld. Hyp. kan ook worden verleend ten behoeve van den schuldeischer van een ander. — Voor hyp. zijn alleen vatbaar: 1) onroerende lichamelijke goederen met toebehooren; 2) het vruchtgebruik daarvan; 3) opstal (759 B. W.); 4) erfpacht (771 B. W.); 5) grondrenten; 6) tienden; 7) beklemming (1210 B.W.). Roerend goed nooit (1213 B.W.). Een onverdeeld aandeel in een onr. goed kan met hyp. worden bezwaard. Na verdeeling blijft de hyp. alleen gevestigd op het toebedeelde (1212 B. W.). — Hyp. moet in de daarvoor bestemde openbare registers worden ingeschreven (stelsel van openbaarheid); zonder inschrijving geen hyp.. (1224 B. W.). Inschrijving op zich zelf is echter ook niet voldoende (negatief stelsel van openb.); voor de geldigheid is tevens noodig, dat, wie hyp. verleende, de beschikking had over het te verbinden goed, hetgeen niet uitsluit, dat men geldig kan beloven hyp. te zullen verleenen op eenig goed, dat men hoopt te krijgen, maar waarover men thans de beschikking nog niet heeft (1220 B.W.). Echter moet op het tijdstip der inschrijving, dat beschikkingsrecht bestaan (1225 B. W., 35 F.). — Op ééne zaak kunnen meer hyp. worden verleend. Onderling hebben zij rang naargelang van de dagteekening der inschrijving (1226 B. W.). In verband hiermede onderscheidt men eerste, tweede en verdere hyp. — In afwijking van het ook hier te lande gegolden hebbende Fransche recht, waarbij de inschrijving iedere 10 jaren moest worden vernieuwd, behoudt deze krachtens art. 1236 B. W. haar waarde voor onbepaalden tijd.

Eenmaal is van dat beginsel afgeweken met het oog op het groote aantal te niet gegane, maar niet doorgehaalde inschrijvingen, n.l. bij de wet van 5 Juni 1878, Stb. 90. — Het recht van hyp. is een zakelijk recht en blijft als zoodanig rusten op het goed, in welke handen het ook overgaat (1209, 1242, 1151 B. W.); zie echter voor de rechten en verplichtingen van nieuwe eigenaars 1242-1252, 846 B. W. — Hyp. strekt zich uit tot al de latere verbeteringen van het verbonden goed, ook tot hetgeen door aanwas of opbouw daarmede vereenigd is (1211 B. W.). — In het algemeen beperkt hyp. den rechthebbende niet in zijn beschikkingsrecht over het goed. Ten opzichte van zijn bevoegdheid om te verhuren kunnen echter tusschen partijen beperkende bepalingen worden gemaakt, die ook tegenover derden gelden (1230 B. W.). — Hyp. moet bij notarieele akte worden verleend, behoudens dat, zooals wij zeiden, daarvoor soms een vonnis in de plaats kan treden. — De kosten der inschrijving zijn voor rekening van den schuldenaar, tenzij het tegendeel bedongen is (1237 B. W.). — Komt de schuldenaar zijn verplichtingen niet na, zoo kan de hypotheekhouder, uit krachte van zijn in executorialen vorm uitgegeven hypotheekakte, tot executoriaal beslag en verkoop van het goed overgaan (491-537j Rv.). — Alle bedingen, waarbij de schuldeischer gemachtigd zou zijn zich het goed toe te eigenen zijn nietig. Het staat echter den eersten hyp. schuldeischer vrij om, bij het vestigen der hyp. uitdrukkelijk te bedingen, dat, bij gebreke van behoorlijke voldoening der hoofdsom of van de betaling der verschuldigde renten, hij onherroepelijk zal zijn gemachtigd het verbonden perceel in het openbaar te doen verkoopen, ten einde uit de opbrengst te verhalen zoowel de hoofdsom als de renten en kosten. Dit beding van onherroepelijke volmacht moet op de openb. registers worden aangeteekend (1223 B. W.). Zie 57-59 F. — Het recht van hyp. gaat te niet 1) door het te niet gaan der vordering, ter verzekering waarvan zij strekt, hetzij door betaling of op andere wijze, 2) door afstand van de zijde van den schuldeischer, 3) door gerechtelijke rangregeling (1253 B. W.). Boven leerden wij nog andere gevallen van tenietgaan van hyp. kennen. Ook gaat zij teniet, indien de schuldeischer voldoening had kunnen krijgen door zich op schuldvergelijking (compensatie) te beroepen en hij dat heeft verzuimd (1471 B. W.). — Is de hyp. teniet gegaan, zoo zal de schuldenaar er veelal belang bij hebben, dat de inschrijving wordt „doorgehaald”. Krachtens art. 15 van het K. B. van 8 Aug. 1838, Stb. 27, bestaat deze in een verklaring van den hyp.-bewaarder in de registers.

Werkelijk doorgehaald wordt dus niet. — Wordt het goed door den schuldenaar verkocht, zoo zal de kooper den koopprijs aan dezen betalen. Bij de bepaling van dien prijs zal hij natuurlijk rekening houden met het hyp. verband, dat immers ook onder hem op het goed blijft rusten. Veelal zal de kooper de hyp. schuld overnemen en slechts hetgeen de koopprijs meer bedraagt betalen (vergel. 1080 B.W.). Het verhaal toch, dat hij kr. 1252 B. W. eventueel op den verkooper-schuldenaar heeft, zal hem geen voldoende zekerheid tegen nadeel verschaffen. Is het goed overbelast, zoo zal zeker geen kooper door den schuldenaar worden gevonden. Zuivering (zie hieronder) toch van het hyp. verband is in dit geval niet mogelijk. — Wordt het goed door den eersten hypotheekhouder kr. onherroepel. volmacht verkocht, zoo zal de kooper den koopprijs aan dezen betalen, die daaruit zoo mogelijk zijn vordering zal voldoen en het ev. overschot zal afdragen aan den eigenaar (vergel. 510 Rv.,59 F.). Is het goed overbelast, zoo zal ook hier moeilijk een kooper zijn te vinden, tenzij zuivering mogelijk is. — De kooper, die door een hyp. rechtsvordering in zijn bezit gestoord is of gegronde redenen heeft om te vreezen, dat hij daarin zal gestoord worden, kan de betaling van den koopprijs opschorten (1552 B. W.). — Zie voor het geval, dat met hyp. bezwaarde goederen in een nalatenschap aanwezig zijn artt. 1147-1152 B. W. — Zie verder HYPOTHEEKVERZEKERING.

Zuivering van hyp. Wordt het bezwaarde goed verkocht, hetzij bij executie, hetzij bij een willige verkooping (waaronder de rechtspraak ook die krachtens onherroepel. volm. rekent), voor een in geld bepaalden prijs, zoo kan de kooper vorderen, dat het worde ontlast van alle hyp. lasten, die den koopprijs te boven gaan (1254 B. W.). Zuivering kan niet worden gevorderd, indien partijen bij het vestigen der hyp. zulks uitdrukkelijk zijn overeengekomen en dat beding op de openb. registers is aangeteekend. Dit beding kan echter slechts door den eersten hyp. schuldeischer gemaakt worden (1254 B. W.). — Het verstrekken van geld op hyp., althans op eerste hyp., wordt als een solide belegging beschouwd (vergel. 449 B. W.), mits men zorge, dat het bezwaarde goed een voldoende overwaarde heeft. Veelal beperkt men het crediet tot ¾ der geschatte waarde. Door de hypotheekbanken wordt het verstrekken van geld op hyp. als bedrijf uitgeoefend. Verder beleggen levensverzekering-maatschappijen veelal een gedeelte harer reserve in hyp. Ook bij particulieren is hyp. een zeer gebruikelijke belegging; meestal dient een notaris hier als tusschenpersoon tusschen geldgever en geldnemer. — Op 31 Dec. 1915 stonden hier te lande inschrijvingen open tot een bedrag van ƒ 2.495.632.000.

< >