Howel de goede - (Hywel Dda), koning van Wales in de 10de eeuw. Hij liet het eerst de wetten van Wales op schrift stellen. Aanvankelijk heerschte hij slechts over Deheubarth (Zuid-Wales), doch sinds den dood van zijn neef Idwal Voel in 941 ook over Gwynedd (Noord-Wales). In 943 riep hij zes mannen uit ieder district van zijn gebied naar Ty Gwyn (d.i. het „Witte Huis”, volgens sommigen Whitland in Carmarthenshire) om de geldende gebruiken van het land te codificeeren.
Hij handelde hiermede in den geest van Alfred den Groote, met wiens huis hij in vriendschap leefde, en ook van Karel den Groote, die het voorbeeld voor alle vorsten van het Westen was. Het oudste handschrift van Howel’s wetten, dat tot ons gekomen is, dateert van het laatste kwart der 12de eeuw. Verder is er een groot aantal jongere handschriften, die men in drie groepen verdeelt. Sommige toch houden zich bepaaldelijk met Noord-Wales, andere met Zuid-Wales bezig, terwijl een derde groep een meer algemeene strekking heeft. Het is dus niet na te gaan, hoe de wetten er in den tijd van H. d. G. zelf precies hebben uitgezien. De standaarduitgave der voornaamste teksten is die van Aneurin Owen in 1841 (Ancient laws and institutes of Wales). Een moderne uitgave van één handschrift, met Engelsche vertaling, is die van Wade-Evans in 1909 (Welsh Mediaeval Law).