Hoos - een buitengewoon hevige wervel, die ontstaat in de hoogere luchtlagen, meest in middelhooge wolken. Door wrijving en zuigwerking kan hij zich in den vorm van een trechtervormige wervelslang tot de aardoppervlakte voortplanten en daar groote verwoestingen aanrichten. De wervelslang ontstaat uit een zakvormig aanhangsel van de basis der onderste wolken en heeft veelal het uiterlijk van een olifantslurf, volksnaam „nikkestaart”. Waar de wervelslang de aarde bereikt, wordt alles omhoog gezogen en worden soms boomen ontworteld.
Ontstaat de hoos boven een watervlakte of passeert de slurf een sloot of plas dan wordt het water met wat daarin is omhoog gezogen en elders neergeworpen (kikkerregens). Niet altijd reikt de punt tot op de aardoppervlakte, soms blijft zij er over zweven en komt nu en dan slechts even op den grond en doet dan stof en lichte voorwerpen omhoog dwarrelen. Op het land spreekt men van een windhoos, op het water van een waterhoos. Op het land zijn de hoozen van geringer diameter dan boven watervlakten. Over een kleine oppervlakte kan de stormachtige wervelwind groote verwoestingen aanrichten, terwijl vlak daaronder de lucht volkomen in rust blijft. Een beschrijving van de jaarlijks hier te lande voorkomende hoozen met nadere gegevens over de frequentie daarvan is te vinden in de jaarpublicatie van het K. N. Meteorol. Instituut, „Onweers, Optische verschijnselen, enz.” De zwaarste hoos in de laatste jaren in ons land voorgekomen is die van 29 Augustus 1916 in Z.-Limburg in het Maasdal, waarbij in de gemeente Eysden alleen 900 boomen omwoeien, waarvan verscheidene van meer dan 3 M., enkele van 4 M. omtrek.