Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Hobo

betekenis & definitie

Hobo - (Fr.: Hautbois; D., Eng. en Ital.: Oboë), een houten blaasinstrument dat in het orchest een der voornaamste partijen vervult. Het wordt — evenals de Fagot — met een dubbel riet aangeblazen; de toon is ietwat neuzig, doordringend, maar (bij goede bespelers van de h.) zeer welluidend en poëtisch van aard. Men vervaardigde de h. in verschillende soorten; bij Bach vindt men voorgeschreven Oboë da caccia, Oboë d’amore, beide instrumenten van alt-karakter en de Oboë piccolo, waarmee waarschijnlijk onze tegenwoordige h. bedoeld is. Een variëteit van de h., de Engelsche Hoorn (Fr.

Cor Anglais; Ital. Corno inglese), die in de 18e eeuw veel gebruikt, maar later verwaarloosd werd, komt tegenwoordig weer tot haar recht, en wordt door de moderne componisten met voorliefde aangewend. Een Bariton-H., naar haren maker Heckelphon genaamd, is door R. Strauss voor’t eerst in zijn Salome toegepast.

< >