Helichrysum - plantengeslacht der Composieten, met 300 soorten in de sub-trop. streken, vooral Zuid-Afrika, niet in Amerika. Het zijn kruiden of heestertjes met lancet-, ei- of hartvormige, dikwijls behaarde, gaafrandige blaadjes en talrijke bloemkorfjes, die door hun strooachtige droge blaadjes bij droging niet verwelken en daarom als „Immortellen” bekend zijn. H. oriëntale uit Kreta, op groote schaal geteeld in Provence, levert de bekende gele Immortellen der rouwkransen. Behalve vele soorten uit Kaapland, dienen ook H. elatum, leucopsidium en lucidum uit NieuwHolland voor het leveren van „stroobloemen”.
H. bracteatum uit Australië en hare vele verscheidenheden worden hier als éénjarige bloemplant gekweekt. Het zaaien geschiedt in April onder koud glas of in Mei op het zonnig gelegen bed. Snijdt men de stengels af als de bloemkorfjes zich beginnen te openen en hangt men ze ter droging omgekeerd op in een droge, donkere ruimte, dan kunnen ze ’s winters ter versiering dienen. H. petiolatum heeft dicht behaarde, witte blaadjes en komt veel als perkplant voor onder den onjuisten naam: Gnaphalium lanatum.