Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Hammoerapi (wet van)

betekenis & definitie

Hammoerapi (wet van) - Het is de oudste ons bekende wettenverzameling. Zij is gebeiteld op een groot zwart diorietblok, ruim 2 M. hoog en 1½-2 M. in omvang; bovenaan is een afbeelding van Hammoerapi aangebracht, die de wetten ontvangt van den zonnegod, tevens god der gerechtigheid. Oorspr. was die zuil opgesteld in den zonnetempel te Sippar (in N. Babylonië, aan den Eufraat tegenover Bagdad); maar in de 12e eeuw v. Chr. is zij, met veel andere monumenten uit Babylonische steden, door een koning van Elam naar Susa overgebracht (7 kolommen schrift zijn door de Elamieten weggebeiteld). Hier is zij door de Fransche opgravingen in den winter 1901-02 ontdekt; pater Scheil heeft er snel een prachtige editio princeps van gegeven, met een hoogst verdienstelijke interpretatie.

Mèt de Ei-Amarna-brieven is deze Wet van H. de belangrijkste archaeologische vondst van de laatste halve eeuw; het bericht der ontdekking bracht bij historici, filologen en theologen de grootste verrassing teweeg. — De wet van H. is minstens 5, waarsch. 7 eeuwen ouder dan Mozes, die ± 1400 v. Chr. leefde. De wetten (ingedeeld in 282 paragrafen, en voorzien van een godsdienstigen proloog en epiloog) wijzen op een hoog ontwikkelde cultuur: de maatschappelijke standen zijn scherp gescheiden, er is een gesloten stelsel van staatsbeambten, de handel is georganiseerd voor het wereldverkeer, de landbouw wordt intens beoefend, het familierecht berust althans in beginsel op monogaam huwelijk; het recht wordt door een in ’t koningschap bij de gratie Gods sterk gecentraliseerde staatsmacht gehandhaafd, welke zich daarbij bedient van geregelde gerechtshoven. De wetten zelve bevatten algemeene bepalingen over aanklagers, getuigen en rechters, over eigendomsrecht, diefstal, inbraak, roof; voorts over het recht van soldaten (speciaal wat hun grondbezit betreft), over akker, tuin en huis, over geldzaken, vorderingsrecht (geldleeningen, deposito’s, pandrecht, schuldrecht); verder wordt het familierecht uitvoerig behandeld, ook ’t erfrecht; dan volgen strafbepalingen betreffende mishandeling (gewoonlijk geldt het ius talionis, soms is geldboete voorgeschreven), voorschriften omtrent huur van runderen en schepen, koop van slaven; enz., enz. De W. v. H. is geen systematisch geheel, maar een verzameling van karakteristieke casusposities, aan de praktijk ontleend, die in de concrete gevallen als leiddraad moeten dienen. Het is in ’t algemeen de codificeering van reeds bestaand recht. Toen H. koning was geworden, wilde hij één homogeen recht geven, zooveel mogelijk gebaseerd op de verschillende wetsvoorschriften van de landstreken waarover hij heerschte. Daartoe heeft hij talrijke bepalingen van gewoonterecht en van reeds gecodificeerd recht verzameld, geschift, aangevuld, verzacht, op de hoogte van de nieuwe tijdsomstandigheden gebracht; het resultaat van zijn geniaal werk, dat ’t stempel zijner krachtige, grootsche persoonlijkheid draagt, is de ,,W. v. H.” — Het is van belang op te merken, dat 1) alle zuiver-godsdienstige en zuiver-moreele quaesties terzijde gelaten zijn, de eigl. wet is louter juridisch;

2) er wordt geen verschil gemaakt tusschen Babyloniër en buitenlander; in den handelsstaat vallen de nationaliteitsgrenzen weg;
3) de vrouw staat bijna op één lijn met den man en bezit eigen rechtspersoonlijkheid; de getrouwde vrouw mag b.v. over haar eigen vermogen beschikken, buiten haar echtgenoot om — iets wat thans in Nederland nog niet kan.

Buiten Babylonië heeft die rechtsregeling van H. grooten invloed geoefend, missch. door schriftelijke, zeker door mondelinge overlevering. In de aartsvader-verhalen van Genesis en in de oudste breedere wetgeving van Israël (het zgn. Bondsboek, Ex. 21-23) komen merkwaardige parallellen voor van voorschriften in de W. v. H.; Zie verder MOZES. — G. Wildeboer, Nieuw Licht over h. Oude Test., 1911, blz. 136-147, 151-216; Der Alte Orient 4e en 7e jaarg.; Winckler, Die Gesetze Hammurabis, Leipzig 1904; de beste vertaling is die van A. Ungnad in Gressmann’s Altorientalische Texte und Bilder zum Alten Testamente, Tübingen 1909.

< >