Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 03-01-2019

Haga

betekenis & definitie

Haga - (Cornelis), van 1612—39, eerste Nederl. gezant in Turkije. De Straatvaart, d. i. de vaart door de Straat van Gibraltar, had zich in het begin der 17e eeuw tot Levanthandel, d. w. z. handel op het Oostelijk bekken der Middellandsche zee, uitgebreid. Deze handel, alsmede de gemeenschappelijke vijandschap tegen Spanje, hadden omstreeks 1610 de eerste betrekkingen met het Turksche Rijk ten gevolge. Om deze te versterken en om onzen handel, die onder protectie en toezicht van Fransche consuls lag, te bevorderen en om het Nederlandsche scheepsvolk tegen de geweldenarijen der Barbarijsche zeeroovers, verre onderdanen van den Turkschen sultan, te beschermen, besloten de Staten-Generaal, mede op aandringen van den Turkschen admiraal Khalib Pasja, in 1611 een eigen „orator” naar Constantinopel te zenden.

Voor die zending koos men Cornelis Haga, spruit van een Schiedamsche regentenfamilie, die te Leiden het doctoraat in de rechten had verworven, in het begin der eeuw in Constantinopel was geweest en daar connecties had aangeknoopt, en die in 1610, als agent der Hollandsche kooplieden, aan het hof van Karei IX van Zweden had vertoefd, om er de belangen van den Nederlandschen handel, in den Zweedschen-Poolschen oorlog geschaad, te behartigen. 7 Sept. 1611 nam Haga afscheid van de Staten-Generaal; na een avontuurlijke reis kwam hij met zijn gevolg 14 Maart 1612 te San Stefano bij Constantinopel aan. Het gelukte den vaardigen diplomaat Franschen, Engelschen en Venetianen ten spijt, reeds 6 Juli 1612 een handelsverdrag, naar de artikelen of capitula „capitulatie” genoemd, tot stand te brengen. O. a. werden daarbij de Nederlanders in Turkije aan den Turkschen rechter onttrokken en onder eigen consuls geplaatst. Haga’s post werd van bijzondere beteekenis door de combinaties, die zich in Oost-Europa bij het begin van den 30-jarigen oorlog voordeden. Bethlen Gabor, invloedrijk opperhoofd in Hongarije en Zevenburgen, stond toen tegenover den Duitschen keizer. Langen tijd weifelde de Porte tusschen keizer Ferdinand en Gabor; dat zij ten slotte de zijde van den Zevenburger koos, was voor een belangrijk deel het werk van Haga. Tegen de Barbarijsche zeeroovers had hij echter weinig succes ; hij ried een comité te vormen van aanzienlijke Amsterdamsche kooplieden, dat goede betrekking zou bewaren met Tunis en Algiers, en tevens op de uitrusting der schepen zou toezien, die een aanval der zeeroovers moesten kunnen weerstaan (1635). Deze bemoeiing van Haga is de aanleiding geweest tot het instellen van een „Directie van den Levantschen handel en de navigatie in de Middellandsche Zee”.

Na meer dan 25-jarigen diensttijd kreeg Haga eindelijk ontheffing van zijn post; 4 Mei 1638 nam hij afscheid van den sultan; over Moldavië en Polen (Danzig) reisde hij naar Holland terug, waar de Staten-Generaal in een plechtig gehoor hem dank betuigden voor zijn vele diensten. In 1645 werd H. benoemd tot voorzitter van den Hoogen Raad van Holland en Zeeland ; in die hoedanigheid heeft hij aan Willem II in 1650 zijn leedwezen betuigd over het gevangennemen van 6 Statenleden en over de bedreiging van Amsterdam. Hij stierf in 1654 ; in de Groote of St. Janskefk te Schiedam werd hij begraven. Zijn portret bevindt zich in het Mauritshuis te ’s-Gravenhage. Litt.: Dr. K. Heeringa. De eerste Nederlandsche Gezant bij de Verheven Porte.

< >