Groote (geert) - stichter van de broederschap des gemeenen levens, geb. te Deventer 1340, kreeg aan de Univ. te Parijs groote geleerdheid, keerde op 18-jarigen leeftijd naar Deventer terug voor korten tijd, ging daarna naar Keulen, waar hij publieke lessen gaf, vervolgens als canonicus naar Aken en Utrecht, waar hij een wereldlijk leven leidde, tot hij, weer te Deventer gekomen, zwaar ziek werd en tot verandering kwam door Hendrik van Kalkar, met wien hij naar het klooster Munnikhuizen bij Arnhem zich begaf, waaraan hij, gelijk aan andere stichtingen, zijn bezittingen schonk. Hij deed afstand van zijn Kanonikaat en onderwierp zich aan de strengste kastijdingen. Weldra trad hij met verlof van den bisschop van Utrecht overal in diens bisdom als prediker van Gods woord op tegen zedenbederf en met groote welsprekendheid, totdat hem 1383 het prediken verboden werd. Vóór dien tijd omstreeks 1386, hadden hij en zijn vriend Florentius Radewijns een aanvang gemaakt om samen in hun huis te wonen, teneinde wederkeerig zich in een vroom leven te oefenen.
Wel bestond toen nog niet een vaste orde in een bepaald vereenigingshuis van de door hen gestichte broederschap des gemeenen levens. Voor dat dit eerste huis (1491) tot stand kwam, stierf G. in l384 aan de pest als een offer van daadwerkelijke naastenliefde. Zijn vriend Florentius zette het door hem begonnen werk voort onder een vaste organisatie. Het broederhuis te Deventer werd al spoedig het uitgangspunt en het centrum van talrijke vereenigingshuizen. G. heeft door zijn persoonlijken invloed en zijn geestelijke zorg en leiding veel gedaan voor de godsdienstige ontwikkeling zijner tijdgenoten en geestverwanten. Zie over hem: Bähring, G. G. und seine Stiftungen (Köln 1883); G. R. Acquoy, Het klooster te Windesheim en zijn invloed, 3 dln. (Utr. 1875— 80); J. H. Gerretsen, Flor. Radewijns (Nijmegen 1891).