Frederik (keizers) - naam van verschill. keizers van het Duitsche Rijk.
F. I Barbarossa (1162—1190), 6 Maart 1162 op den rijksdag van Frankfort gekozen tot keizer, welke waardigheid hij aanvaardde zonder de approbatie van den paus af te wachten, gelijk langzamerhand een gebruik was geworden. 't Hoofddoel van zijn politiek was uitbreiding van de macht van den keizer naar buiten. Daartoe streefde hij er naar met de rijksgrooten in vrede te leven. Hij liet dezen niet alleen in ?t bezit van hun macht, maar gaf hun allerlei voorrechten zoodat de leenmannen langzamerhand machthebbers naast den keizer werden. In zijn buit. pol. kwam hij te staan tegenover de Italiaansche steden, die gesteund werden door den paus. F. is er niet in geslaagd Italië te onderwerpen. Na de nederlaag van Legnano (1176) sluit hij vrede met den paus (1177 vrede van Venetië) en de Ital. steden (vrede van Constanz 1184).
Paus en keizer behouden hun rechten, terwijl 't keiz. gezag in de steden vertegenwoordigd wordt door vicarissen, die echter gaandeweg de heerschappij in de stad, waarover zij gesteld zijn, weten te bemachtigen (vorming van de Ital. vorstendommen, zie ITALIË). Na den slag van Legnano komt F. in botsing met Hendrik den Leeuw, hertog van Saksen, die in den rijksban wordt ge daan en in 1181 ’t land moet verlaten. Zijn rijk wordt verdeeld in allerlei vorstendommen. Van dit oogenblik dateert de splitsing van 't rijk in tal van kleine staten. F. nam deel aan den derden kruistocht (1189/1190), veroverde Iconium en verdronk in de rivier Kalykadnus (10 Juni 1190; zie KYFFHAUSER-SAGE).
F. II (1216—1260), zoon van Hendrik VI en Constance van Sicilië werd na den dood van zijn vader in 1198 koning van Sicilië als leenman van den paus. Door paus Innocentius III naar voren geschoven tegenover Otto IV, werd hij in 1212 te Frankfort tot Roomsch koning gekozen, maar krijgt de macht in handen na de nederlaag van Otto IV bij Bouvines (1214). Bij de Gouden Bul van Eger (1213) en 't privilege der geest, vorsten (1220) zag hij af van allen invloed op de verkiezing van de bischoppen en de uitoefening der kon. rechten in de landen der bisschoppen. Het gevolg hiervan was, dat voortaan de geest, vorsten afhankelijk werden van den paus en deze op die wijze zijn macht uitbreidde. Over 't inwendig bestuur van't Duitsche rijk heeft F. zich weinig bekommerd; hij liet dit over aan plaatsvervangers. De rijksgrooten maakten hiervan gebruik om hun macht als souv. vorsten te vestigen (priv. van Worms 1231). Metterdaad was hierdoor ’t rijk opgelost in tal van staatjes, die slechts door een zwakken band met elkaar waren verbonden.
Van de macht van den keizer is niets meer gebleven; hij is voortaan alleen nog ’t symbool van de eenheid. Van meer beteekenis is F. als koning van Sicilië; hier reorganiseerde hij ’t bestuur (constitutiones van Melfi 1231), waardoor hij de abs. macht van den vorst in 't rijk vestigde. Door zijn Ital. pol. kwam F. in botsing met den paus, die in ’t rijk verschillende tegenkoningen tegenover hem plaatste (zie HENDRIK RASPE, WILLEM II VAN HOLLAND). Met afwisselend geluk streed F. in Italië. In 1260 stond echter zijn zaak vrij gunstig. Hij overl. 13 Dec. 1260.
F. III (1440—1493) heeft zich alleen om de belangen van zijn dynastie bekommerd en daaraan die van ’t rijk opgeofferd. Zoo bracht hij in 1448 door het concordaat met paus Eugenius IV de Duitsche kerk in een staat van afhankelijkheid van vreemden invloed. (Zie KAREL DE STOUTE, OOSTENRIJK.). Hij vernietigde de macht van het Veemgericht.