Finnsage - met de Ulstersage de belangrijkste sagencyclus van het oude Ierland, die door de Ossianische poëzie (zie OSSIAN) beteekenis voor de wereldlitteratuur gekregen heeft. De hoofdpersoon is Finn mac Umhaill (zoon van Umhall), vroeger ten onrechte „mac Cumhaill” genoemd. De naam Umhaill komt ook voor in genealogische reeksen van koningen van Leinster. Naast Finn staan zijn zoon Oisin en zijn kleinzoon Oscar, en met hen de fian of fianna, d. i. scharen van krijgslieden.
De sage schijnt in haar oorsprong Zuid-Iersch te zijn, want de helden staan in dienst van Cormac mac Airt van Leinster, die in de 3e eeuw n. Chr. opperkoning van Ierland was. Toch geven de zuiver historische bronnen over dien tijd geenerlei aanknoopingspunten, en de meeste verhalen uit den Finncyclus zijn gevormd in aansluiting hetzij aan de Ulstersage, hetzij aan gebeurtenissen uit den Noormannentijd. De gewone vijanden van Finn zijn bijv. de mannen van Lochlann (d. i. Skandinavië). Die Noormannen-episoden zijn evenwel slechts uitbreidselen, evenals de episoden, die berusten op folklore-motieven, trekken uit de Ulstersage, enz.; de kern der Finnsage is stellig ouder. In Finn zijn waarschijnlijk drie personen saamgevallen: de historische Finn mac Umhaill uit Leinster, de mythische Finn mac Nuadat, de elvenkoning, en Finn mac Rossa, een held uit den Ulstercyclus. Zoo blijkt duidelijk, dat de Iersche filid (zie IERSCHE TAALEN LETTERKUNDE) of fabulatoren hier op hun gewone wijze aan het werk geweest zijn. De oudste teksten der Finnsage zijn uit de 9e en 10e eeuw en dus jonger dan de oudste getuigenissen over de Ulstersage. Een compendium van alle verhalen der Finnsage vinden we in de raamvertelling „Acallamh na Senorach” (Gesprek der Ouden).
Hier ontmoeten Ossian en Cailte, twee figuren uit de Finnsagen St. Patrick, die nu met Cailte door Ierland trekt, hetgeen den laatstgenoemde aanleiding geeft, den heilige op allerlei plaatsen inlichtingen te geven over de gebeurtenissen van den ouden tijd. Tot haar grootsten bloei kwam de Finnsage eerst na de 10e eeuw, terwijl de oudste historische kern in de 3e en 4e eeuw valt. De eerste toevoegsels waren waarschijnlijk van mythologischen aard, de volgende Noormansch. Dan komt het zoeken van verband met het Christendom (St. Patrick) en het opnemen van folkloristische motieven, dat tot de 18e eeuw voortduurde. Toen schreef Micheál Coimin (Eng. Comyn) ± 1750 zijn gedicht „Lied van Oisin over het Land der Jeugd”: Oisin wordt door een elvenvrouw naar een mythisch land weggevoerd, waar geen ouderdom bestaat; naar de menschenwereld teruggekeerd, eindigt hij zijn leven plotseling als een ongelukkige, oude, blinde man.
Hoe oud het verband der Finnsage met den Ulstercyclus is, laat zich niet uitmaken. Het karakter van den Finncyclus wijkt af van dat van den Ulstercyclus en vertoont een jonger cultuurstadium. De zeden zijn minder ruw en grof, er komt meer van het roerend-zachte en het wonderbaarlijke in. Weliswaar is het hoofdthema de strijd tusschen Finn en Goll, twee opperhoofden der Fian of krijgerschare onder den opperkoning Conn. In den slag bij Cnucha heeft Goll den vader van Finn gedood. Daaruit komt de veete voort van Finn tegen Goll en de opperkoningen (Conn, Art mac Cuinn, Cormac mac Airt, Cairbre mac Cormaic). Maar naast die veete staan de verhalen van feesten, vernietiging van monsters, enz. Finn is dapper en prachtlievend, maar tevens sluw, wraakzuchtig en zelfzuchtig.
De ideale held is veeleer zijn zoon Oisin, die altijd edelmoedig is en tevens al vroeg als dichter uitmunt (zie OSSIAN). Voor het karakter van Oisin is geen historisch punt van uitgang aan te wijzen. Opmerkelijk is het erotisch element in de Finnsage, dat vooral in het beroemdste en schoonste verhaal uit dezen cyclus tot uitdrukking komt, n.l. in de historie van Diarmaid en Gráinne. Hier wordt verteld, hoe Finn de dochter van koning Cormac tot vrouw begeert, en hoe de jonkvrouw van hem vlucht met Diarmaid O’Duibhne, dien zij liefheeft. Haar schaker heeft nu telkens te strijden tegen de achtervolgers, die Finn op hem afzendt, en de liefde geeft hem daarbij bovenmenschelijke kracht. Als het eenmaal tot vrede komt en Gráinne bij Diarmaid blijft, gaat Finn opnieuw op wraak zinnen, en hij veroorzaakt Diarmaid’s dood door den op de jacht zwaar gewonde een dronk te weigeren; dan dwingt hij Gráinne, om zijn vrouw te worden. Dit verhaal staat sterk onder invloed van de geschiedenis van Deirdre (zie ald.). Opmerkelijk is echter de droomerig-weeke ballade-stemming, die het kenmerkt, en die uit zulke vertelsels in de latere Ossianische poëzie doordrong en dientengevolge ten onrechte voor het wezen der Keltische litteratuur aangezien wordt. Zij hoort slechts thuis in de romantische periode der Finnsage.