Finnigheid - of gortigheid noemt men de ziekte van runderen en varkens, waarbij finnen in de spieren worden gevonden. Bij het rund is het aantal finnen in den regel klein en bevinden zij zich in hoofdzaak in de kauwspieren en in het hart, zelden elders. Bij het varken zijn ze gewoonlijk in grooten getale door de spieren van het geheele lichaam verspreid. Finnige dieren hebben zelf meestal geen hinder van de aanwezigheid der finnen; de groote belangrijkheid der ziekte is echter daarin gelegen, dat in de darmen van een mensch, die vleesch met een levende fin opeet, zich uit die fin een lintworm kan ontwikkelen.
Van daar, dat het noodzakelijk is, dat bij de vleeschkeuring streng wordt gelet op de aanwezigheid van levende finnen. Worden deze er in gevonden, dan mag het vleesch alleen goed gaar gegeten worden of het moet zoo lang in een koelhuis worden bewaard, dat intusschen de finnen gestorven zijn; dit is het geval in circa drie weken. Zie LINTWORMEN.
