Finney - (Charles Grandison), geb. 1792, gest. 1876, aanvankelijk Amerikaansch jurist en Congregationalist. Na zijn bekeering werd hij theoloog (1821) en evangelist. In onderscheiding van Edwards en Moody legt hij nadruk op de beteekenis van den wil bij de bekeering, zoodat hij op oogenblikkelijke bekeering als wilsuiting aandringt. Vgl. bij zijn eigen bekeering: „ja, ik wil het (d. i. de werkelijkheid en volheid der verzoening van Christus) vandaag aannemen of ik wil in de poging sterven”.
Eerst werd een schouwburg voor zijn evangelisatiewerk gebruikt, in 1834 kreeg hij te New-York zijn Broadway-tabernacle. Een tijdlang heeft hij te Oberlin doorgebracht. Zijn methode was intellectualistisch, met een krachtig aandringen op ascese en onthouding. Memoirs, written by Himself, 1876. Vgl. J. Hahn, Ueber geistliche Erweckungen. Aus Ch. G. F. Reden, 1885.