Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Filigra(i)n

betekenis & definitie

Filigra(i)n, de bewerking in de zilver- en goudsmeedkunst van meestal gekorrelden draad, die door buigen en omwinden tot opengewerkt ornament wordt gemaakt. Men kan zoowel plaatselijk met filigrainwerk versieren, als geheele voorwerpen in deze techniek uitvoeren. De filigrainkunst is zeer oud; reeds de vondsten te Vetulonia en Narce brachten sieraden en gouden spelden, fibulae, te voorschijn, die een volmaakte techniek der filigrain-goudsmeedkunst bij de Etruriërs aanduiden. Ook de laat-Romeinsche goudsmeedindustrie heeft naast ander vlechtwerkornament het filigrain aan te wijzen.

Geen wonder, dat dus ook in de Renaissance, voornl. te Venetië diezelfde techniek weer tot bloei kwam. Trouwens men kan ze eigenlijk bij alle naties, vooral in de z.g. „volkskunst” en „boerenkunst”, naspeuren en zal dan gewoonlijk bij de boerenbevolking het dragen van sieraden in deze techniek aantreffen (Holland (de z.g. „Zeeuwsche knoopen”, enz.), Spanje, Noorwegen, Ierland.) Ook Frankrijk heeft veel ziiverfiligrain gemaakt in de 17e eeuw, ook wel naar ontwerpen van Jean Bérain en Bourdon. In de 19e eeuw leeft de filigrainkunst weer opnieuw op, nu in antiquiseerende richting; in de zestiger jaren in Italië vooral geleid door Castellani en overgenomen in Denemarken en Noorwegen door goudsmeden als Christesen en Möller te Kopenhagen, Tottrup, te Christiania. — Litt.: Lehnert, Illustrierte Geschichte des Kunstgewerbes.

< >