Feith (jan) - Nederl. letterkundige en journalist, geb. te Amsterdam 1874, bezocht in den Haag de lagere school, te Haarlem de H.B.S. en in Amsterdam de Handelsschool, die hij in 1893 met diploma verliet. Na enkele jaren in den handel werkzaam te zijn geweest, verbond hij zich aan het „Algemeen Handelsblad”, waar hij meewerkte aan verschillende rubrieken. Sinds 1902 vast medewerker voor de feuilletons, redigeert hij de rubriek „Onder de Streep”. Ook was hij (met I. Querido) redacteur van het weekblad „Stad en Land”.
Afzonderlijk verschenen tal van romans, jongensboeken, enz., waarin zijn gave van vlot verteller overal aan den dag komt. Van deze werken vermelden wij Reis naar de Levant (1894), Zondeval (roman, 1901), Schetsen van een journalist (1905), Uit Piet's Vlegeljaren (jongensboek, 1906), De Wereld om (1907), Het verhaal van den dief (1910), Een week als vliegmensch (1910), Misdadige kinderen (1911), De roman van een aviateur (1912), Uit Piet's Kantoorjaren (1918). Uit deze titels blijkt reeds de veelzijdigheid van zijn artistiek vermogen; zijn journalistiek staat op hoog plan. Als illustrator (caricaturen) werkte hij mee aan het weekblad „De Amsterdammer” en „De ware Jacob”. Onder het ps. Chriskras Kru gaf hij verschillende teekenbundels uit: De houten poppetjes (1899), Pillen voor Joe (1900), Engelsche kroningsidylle (1902), De geschiedenis des Vaderlands (1906), De oorlog in prent. Karikaturen uit de verschillende landen (1915). Sedert 1904 woont hij te Hilversum; in 1906 werd hij tot lid van de „Maatschij. van Letterkunde” benoemd.