Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Feith (hendrik octavius)

betekenis & definitie

Feith (hendrik octavius) - 1813-1895; van 1849-1882 provinciaal archivaris in Groningen; daarop na de nieuwe regeling van het archiefwezen tot 1892 rijksarchivaris in Groningen. Zijn dissertatie De Gildis Groninganis (Gron. 1838) wordt nog gewaardeerd. Als archivaris bewoog hij zich op historisch-juridisch, zoowel als op zuiver historisch terrein. Hij gaf een reeks van bronnenpublicaties betreffende de geschiedenis van Stad en Lande in het licht: Het Oldermansboek of verzameling van stukken, behoorende tot het Gild-, Water- en Stapelregt van de stad Groningen (Gron. 1850); De kronijken van Emo en Menko (met G. Acker Stratingh; Utr. 1866.) Deze publicaties werden afgewisseld door talrijke artikelen in periodieken, met name in het door hem met G. Acker Stratingh en W. B. J. Boeles opgerichte en geredigeerde tijdschrift: Bijdragen tot de Geschiedenis en Oudheidkunde, inzonderheid van de provincie Groningen; 10 deelen, 1864-1873.

< >