Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Exportkeuring

betekenis & definitie

Exportkeuring - Toen de uitvoer van vleesch zich uitbreidde, kwamen spoedig gevallen voor, dat in het buitenland vleesch ter markt werd gezonden, dat nadeelig was voor de gezondheid, in den regel afkomstig van zieke dieren. Eenige gevallen van den invoer van tuberculeuze varkens te Londen werden aanleiding tot pogingen om in Nederland, voor die landen, welke dit verlangden, een rijkstoezicht te krijgen op het voor uitvoer bestemde vleesch. In 1902 werd voor Engeland een facultatieve keuring ingesteld. Exporteurs, die dit wenschten, konden hun runderen of varkens van staatswege doen onderzoeken.

Dit onderzoek geschiedde door keuringsdierenartsen en alle goedgekeurde geslachte dieren werden van een goedkeuringsmerk voorzien. Duitschland heeft zelf altijd gezorgd voor een keuring bij invoer, in Engeland werd het rijkstoezicht zeer op prijs gesteld. Steeds meer exportslagers vroegen deze rijkskeuring. — In 1907 werd de facultatieve keuring veranderd in een verplichte. Toen is ingevoerd de „Wet houdende bepalingen betreffende de keuring van voor uitvoer bestemd vleesch”. Hierbij wordt verboden naar de landen, door de Regeering aan te wijzen, vleesch uit te voeren of aan eenig middel van vervoer tot uitvoer naar die landen aan te bieden, hetwelk niet voorzien is van een rijksmerk. Sedert dien zijn tal van keuringsdiensten ingevoerd en bestaat op tal van plaatsen gelegenheid het vleesch te doen keuren. Dit moet geschieden bij de slachting, door daarvoor aangewezen keuringsdierenartsen, die den titel rijkskeurmeester hebben. In het ontwerp van de Wet ter bestrijding der besmettelijke veeziekten, nu bij de 2de Kamer der S.G. aanhangig, is de exportkeuring nader geregeld.

< >