Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Exorcisme

betekenis & definitie

Exorcisme - (Gr.), bezwering of uitdrijving van een boozen geest of daemon door magische middelen, een gebruik dat bij alle volken voorkomt. Het rust op de onderstelling, dat alle kwaad (ziekte, misgeboorte, enz.) wordt veroorzaakt door daemonen, die in menschen en voorwerpen hun intrek nemen. Wordt de daemon verdreven dan is de zieke genezen. Dat verdrijven geschiedt vnl. door twee middelen: magische handelingen en tooverformules.

Bij die handelingen spelen water, olie, vuur, urine, bloed of wierook een groote rol. Door wrijven, wasschen, kloppen, slaan, tegelijk met het uitspreken van magische formules wordt de daemon verdreven. Waar de zonde als zuiver daemonisch of ook physiek wordt opgevat, worden dezelfde manipulaties toegepast om den mensch van zonde te verlossen. In het N. T. wordt slechts eens van beoefenaars van e. gesproken. Hand. 19 : 13 Dat de Joden er aan deden, blijkt uit Flav. Josephus Oudh. 8, 44—49. Wel heeft en geeft Jezus volgens het N. T. macht over de daemonen.

De R. K. kerk leidt de volmacht tot het doen van e. af van de opdracht van Christus en het voorbeeld der Apostelen. Het e. werd het eerst voltrokken aan eigenlijke bezetenen. Daar echter tengevolge van de zonde de duivel invloed uitoefent op alle menschen, vooral op de ongedoopten, die nog met de erfzonde besmet zijn, zoo komt sinds de 3e eeuw een e.op voor catechumenen en ongedoopten uit het heidendom; het geschiedde door zinnebeeldige handelingen (kruisteeken, uitademen, uitspuwen, handuitstrekking, handoplegging) en door woorden (aanroeping van den naam Jezus, vervloeking van den boozen geest, enz.). Nog thans is het drievoudig e. in den ritus van den kinderdoop een overblijfsel van het e., dat plaats vond bij de opname in het catechumenaat en bij het doopsel. Een plechtig e. heeft het Rituale Romanum ook voor den doop van volwassenen. Behalve bij het doopsel zijn, er nog andere e., b.v. bij de wijding van water, zout, olie. Het groote of plechtig e. geschiedt ten opzichte van een persoon, van wiens lichaam de duivel geheel of gedeeltelijk bezit nam, ten opzichte dus van werkelijk door den duivel bezetenen; dit e. mag slechts geschieden door een priester, die daartoe bijzondere en uitdrukkelijke machtiging van den bisschop heeft gekregen, en niet voordat hij door nauwkeurig en voorzichtig onderzoek bevonden heeft dat de betreffende werkelijk door den duivel bezeten is (zie codex juris canonici can. 1151); een beschrijving van dit e., zie Koenders, Handb. der Liturgie dl. 2.

< >