Executeur-testamentair - De erflater kan bij formeele uiterste wilsbeschikking (testament), bij codicil of bij eene bijzondere notarieele akte een of meer uitvoerders van zijne uiterste wilsbeschikkingen aanstellen (1052,982 B.W.). — Worden er meer uitvoerders benoemd, dan kan hunne taak al of niet tusschen hen verdeeld worden (1063 B.W.); ook kan bepaald worden, dat de een eerst optreedt bij ontstentenis van den ander (1052 B.W.). — Getrouwde vrouwen, minderjarigen (zelfs na het bekomen van handlichting), onder curateele gestelden en allen, die onbevoegd zijn verbintenissen aan te gaan, mogen niet ex. t. zijn (1053 B.W.). — Niemand is verplicht de taak van ex. t. aan te nemen, maar na aanvaarding is men verplicht haar ten einde toe te volbrengen (1068 B.W.). Zij gaat bij overlijden niet op de erfgenamen over (1062 B.W.). — Deze taak bestaat in het zorg dragen voor nakoming van den uitersten wil. Of ook de uitvoering zelf van dien wil er in begrepen is, is betwist; in de praktijk zal zij dikwijls aan hem worden overgelaten. In geval van geschil kan de ex. t. in rechte optreden om de geldigheid van den uitersten wil staande te houden (1058 B.W.). — Hij kan de nalatenschap slechts in bezit nemen, voor zoover hem daartoe de macht is gegeven.
De erfgenamen kunnen zijn bezit doen ophouden door hem in staat te stellen tot afgifte of betaling der zuivere en onvoorwaardelijke legaten (benevens het successierecht) of door hem te doen blijken, dat die legaten reeds voldaan zijn (1055 B.W.). Ook eindigt het bezit na een jaar nadat de ex. t. zich in het bezit heeft kunnen stellen (1064 B.W.). — De ex. t., die het bezit der nalatenschap heeft, is bevoegd, zelfs in rechte, de inschulden in te vorderen, welke gedurende dat bezit vervallen en opeischbaar zijn (1060 B.W.). — Hij mag niet de goederen verkoopen, behalve indien hij anders niet in de mogelijkheid zou zijn de legaten uit te keeren (1059 B.W.) en het successierecht te voldoen. Met name mag hij ze niet verkoopen om den boedel te vereffenen; hij moet ze in natura aan de erfgenamen overdragen; indien dezen het vorderen, moet hij hen echter in het maken der scheiding behulpzaam zijn (1061 B.W.). — Zie voor zijne verplichting tot het opmaken eener boedelbeschrijving, artt. 1057 en 1065 B.W.; voor de gevallen, waarin verzegeling noodig is, art. 1056 B.W.; omtrent zijne afzetbaarheid door den rechter, art. 1069 B.W.
— Veelal wordt de belooning van den ex. t. door den erflater bepaald, meermalen in den vorm van een legaat. Is eene belooning niet toegekend, dan voorziet art. 1068 B.W. daarin op zeer onvoldoende wijze. — De gemaakte onkosten komen ten laste van de nalatenschap (1064 B.W.).
— Zie ten slotte art. 1173 B.W.