Detailmeting - dat deel van het landmeten, waarbij de' werkelijk voorkomende details van het te meten land, zooals wegen, gebouwen, terreins-afscheidingen, boomen, slooten, kanalen, rivieren, bruggen, enz. worden opgenomen. Gewoonlijk geschiedt dit door de „coördinatenmethode”,d.w.z. door op de secundaire driehoeksmetings-lijnen als X-as loodlijnen neer te laten vanuit de hoekpunten der gebouwen, enz. en het voetpunt en de hoogte dezer loodlijnen op de teekening vast te leggen door ingeschreven maten. Beschikt men over een tachymeter, dan geschiedt de d. snel en gemakkelijk volgens de „voerstraal-methode”, waarbij vanuit een centraalpunt de verschillende op te nemen punten worden opgenomen door het meten der afstanden tot het centraalpunt en der hoeken, die deze stralen maken met een bepaalde richting.
Beschikt men over een planchet en is de vizierlineaal daarvan niet ingericht op het meten van afstanden, dan geschiedt de d. snel volgens de „basis-methode”, waarbij achtereenvolgens vanuit twee zich op het terrein bevindende punten, P en Q, waarvan de afstand nauwkeurig bepaald moet worden, de op te nemen punten worden vastgelegd t.o.v. de verbindingslijn dezer punten P en Q, genaamd basis, door het meten der hoeken, die de voerstralen van uit P resp. Q naar de op te nemen punten maken met de basis PQ.