Cuchulainn - voornaamste held in de Iersche sagen. Hij hoort thuis in de Ulstersage. Ontzaglijk groot is het aantal verhalen, dat over C. in omloop is. Al die verhalen zijn echter niet even oud, en de levensgeschiedenis van C., die er uit af te leiden is, is niet in haar geheel ontstaan, doch eerst langzamerhand gegroeid.
De meeste dier verhalen stammen echter uit den heidenschen tijd. C. werd op wonderdadige wijze geboren als zoon van Dechtire, zuster van koning Conchobar, en den god Lug; zijn aardsche vader heette Sualtam. Al heel jong trok C. de aandacht van Conchobar, doordat hij den reusachtigen hond van den smid Culann overwon, die door zijn meester op de mannen van Ulster losgelaten was. Vandaar de naam Cú-chulainn, d. w. z. Hond van Culann; oorspronkelijk heette de jonge held Setanta. C. onderscheidde zich als knaap in het spel met zijn makkers en ook door echte heldendaden, die beschreven worden in de „Jeugdbedrijven van C.” Zie ULSTERSAGE. Zijn opleiding had hij genoten bij de koningin Scathach op het eiland Skye, waar een Amazonenvolk woonde. Bij een vrouw, die hij daar overwon, had hij een zoon verwekt, Connla, tegenover wien hij later, zonder hem te kennen, in een gevecht te staan kwam; vgl. de Germaansche Hildebrandsage. De schitterendste heldenfeiten pleegde C. later, toen hij Ulster verdedigen moest tegen Connaught; dit is de geschiedenis van den Runderroof van Cualgne (Táin Bó Cúalgne, zie ULSTERSAGE).
Zes weken lang hield C. alleen het leger van Connaught tegen door telkens nieuwe tweegevechten te leveren; het beroemdste daarvan is dat tegen Ferdiad, den „Nevelman”. In het beschrijven van deze eindelooze reeks van gevechten heeft de Iersche verhaalkunst haar hoogtepunt bereikt. Merkwaardig is daarbij vooral de strijdwoede van C., die bij de berserkerwoede der oude Noormannen te vergelijken is. In de hitte van het gevecht placht zijn gansche lichaam zich te verwringen; zijn kuiten en hielen kwamen vóór aan zijn beenen te zitten, zijn nekspieren stonden uit als kinderhoofden, zijn ééne oog zonk diep in zijn hoofd, terwijl het andere ver naar buiten uitstak, enz. Om hem van die woede te bekoelen, moest hij driemaal achtereen in een vat met koud water geworpen worden; in het eerste vat deed hij het water zóó erg koken, dat het geheel verdampte.
Maar ook vreedzamer avonturen worden van C. verteld, vooral op het gebied van de liefde. Zijn vrouw Emer had hij uit haar vesting geroofd. Ook onderhield hij liefdesbetrekkingen met Fand, een bovennatuurlijk wezen. Ten slotte werd C. door een overmacht van vijanden aangevallen en gedood; maar zijn neervallend zwaard hieuw nog de hand af van dengene, die hem het hoofd afgeslagen had.
Daar de geheele Ulstersage op historischen grondslag schijnt te berusten, is het niet ondenkbaar, dat de figuur van C. ook herinneringen aan een werkelijk persoon bewaart. In ieder geval zijn de pogingen om C. als een mythischen zonneheld e. d. te verklaren, geheel mislukt. — Litteratuur, zie ULSTERSAGE.