Cranmer - 1489—1556, aartsbisschop van Canterbury, een dier hoofdfiguren uit de Engelsche kerkhervorming (driemanschap Hendrik VIII, Thomas Cromwell, Cranmer). Na strenge schoolopvoeding ging Cr. op veertienjarigen leeftijd naar Cambridge, waar hij in 1523, na zijn kort huwelijk, de geestelijke wijding ontving en zijn doctoraat in de theologie verwierf. Een schijnbaar toeval bracht hem in 1529 uit het rustig academisch studieleven in de bewogen kringen van het hof. De dusgenaamde „zweetziekte”, epidemisch te dier tijd in Engeland, woedde vooral in Cambridge en dreef velen weg van de universiteit.
Ook Cramner verliet met twee pupillen de besmette stad; toen geviel het, dat zijn weg dien van Hendrik VIII kruiste, met enkele van wiens dienaren hij in hetzelfde huis logeerde. Sprekend over de voorgenomen echtscheiding des konings, gaf Cr. als zijn meening te kennen, dat de gewone geestelijke hoven alleszins bevoegd waren een huwelijk van den koning met de weduwe zijns broeders ongeldig te verklaren; tot beroep op Rome bestond geenerlei verplichting. Hendrik VIII was over deze vondst verrukt en riep den pleitvaardigen geestelijke tot zich. Spoedig ontving deze opdracht een verhandeling saam te stellen, waarin ’s konings echtscheiding met een beroep op de Schrift, de kerkvaders en de concilies werd verdedigd; te Oxford en te Cambridge, het volgend jaar (1530) voor de curie te Rome en in 1531 voor het Duitsche keizerlijke hof, moest hij de voorgenomen handelwijze van den koning trachten te rechtvaardigen. Toen in 1532 de aartsbisschop van Canterbury stierf, wenschte Hendrik VIII zijn apologeet, die nog steeds bij Karel V vertoefde, tot diens opvolger; Cranmers aarzeling schijnt oprecht te zijn geweest; hij moest evenwel toegeven en ontving in 1533 (30 Maart) de wijding tot aartsbisschop en primaat van Engeland.
Slechts inzooverre verklaarde hij getrouw te zullen zijn aan den paus, als dit met zijn plicht jegens den koning te vereenigen was. De gebeurtenissen volgden elkander nu snel op, en moesten dit ook, wilde Hendrik VIII aan het kind, dat Anna Boleyn verwachtte, een legitieme geboorte verzekeren. Cranmers geestelijk hof verklaarde ’s konings huwelijk met Catharina van Arragon als onwettig; 3 weken later (1 Juni) was Anna koningin; 10 September stond Cranmer als peet over de jonggeborene (de latere koningin Elizabeth). Reeds in 1536 werd Cr. geroepen om zijn oordeel over de wettigheid van het huwelijk van Anna Boleyn te herzien; de verbintenis miste rechtsgeldigheid, zoogenaamd omdat Anna’s zuster Maria Boleyn maitres van H. VIII was geweest.
Bij de politieke en kerkelijke veranderingen, die met deze echtelijke escapades samengingen, is Cr. geenszins de leider; van Thomas Cromwell veeleer schijnt de impuls te zijn uitgegaan tot de veelsoortige vernieuwing, die Engeland in dezen tijd aanschouwde. Als eerste Bisschop had Cr. evenwel zijn deel in de hervorming van dogma en cultus. Hij bevorderde de vertaling van een nieuwen Engelschen Bijbel, waarvan de lezing in 1538 in alle Engelsche kerken geboden werd; in 1538 onderhandelde hij met Duitsche theologen over een gemeenschappelijke confessie, evenwel zonder resultaat; tegen het Statuut der zes artikelen van 1539, dat terugkwam op de meer verzoenende Tien artikelen van 1536, voerde hij oppositie, die echter vruchteloos was, toen de koning het gewicht zijner persoonlijkheid gelden liet. De strenge handhaving van het priesterlijk coelibaat dwong Cranmer zelfs zijn vrouw, die hij in 1532 in Neurenberg had getrouwd, van zich te laten gaan. Ook tot de verscherping van deze tweede confessie tot de nieuwe redactie van 1543 had Cr. zijn medewerking te verleenen. Toen Hendrik VIII in 1547 was gestorven, werd Cr. lid van den Regentschapsraad; lijdelijk zag hij echter toe, hoe deze Raad werd ter zijde geschoven en Somerset zich liet huldigen als lordprotector van Engeland, tijdens ’s konings minderjarigheid. De politiek gaarne aan anderen overlatend, nam hij het werk der verdere hervorming van Engelands kerk ter hand, wier ontwikkeling in reformatorischen zin hij bevorderde; naast het nu spoedig verouderend „Henricisme” teekende zich een nieuw „Cranmerisme” af, Luthersch, spoedig zelfs Calvinistisch getint. Het statuut der zes artikelen werd afgeschaft; alle belemmering voor de lectuur des Bijbels opgeheven; het Avondmaal kon onder de beide vormen van brood en wijn toegediend; het priesterhuwelijk gold weder als geoorloofd.
In 1553 stond Cr. bij het sterfbed van den jongen Edward, als 6 jaren te voren bij dat van den ouden koning. Met terzijdeschuiving van de testamentaire beschikkingen van Hendrik VIII, die de opvolging na Edward aan zijn dochter Maria verzekerd had, koos hij partij voor Jane Grey. Toen de ongelukkige „nine days’ queen” zich welhaast van schier allen verlaten zag, was Cr. een der weinigen, die haar getrouw bleef, en met haar kleinen aanhang haar volgde in den kerker. Overgeleverd aan de genade der nieuwe koningin, die aan den aartsbisschop van Canterbury zijn aandeel in de verstooting harer moeder, Catharina van Arragon, niet vergaf, viel Cranmer’s lot vooruit te berekenen. 14 Sept. 1553 werd hij naar den Tower gevoerd; dat zijn proces sleepte tot 1556 kwam alleenlijk hieruit voort, dat Maria schroomde een geestelijke te brengen onder het vonnis van een wereldlijk hof. Eerst moest dus de pauselijke jurisdictie in Engeland worden hersteld; toen kon de uitspraak van Rome volgen, waarbij Cranmer van zijn geestelijke waardigheden vervallen werd verklaard; vervolgens werd hij overgegeven aan de wereldlijke macht. Nu nam het recht zijn snellen loop.
Bij de nadering van het einde werd Cr. door momenten van aarzeling en zwakheid geschokt; hij herriep toen enkele zijner vroegere overtuigingen en handelingen. Zijn tegenstanders, die van een herroeping in grooten stijl een rijk succes verwachtten, noodigden hem uit, den 21sten Maart in de kerk van St. Marie zijn revocatie voor het oor des volks te herhalen. Het effect viel echter niet mee; Crammer herriep zijn herroeping; zijn hand, die leugen had geschreven in strijd met de waarheid van zijn gemoed, wilde hij het eerst doen verbranden, wanneer hij in de vlammen stond. Overeenkomstig dit woord is hij kloekmoedig gestorven, op de plaats waar nu het Monument der Martelaren zich verheft.
Wil men Cranmers steeds wisselend inzicht niet aan ignobele beweegredenen toeschrijven, dan kan men wijzen op zijn objectieven geest, die hem steeds de beide zijden van een zaak deed zien; en op het destijds algemeen verbreid Anglicaansch gevoelen, hetwelk het goddelijk recht des konings in geestelijke zaken stelde in de plaats van het verworpen goddelijk recht des pausen. De koningen golden den Anglicanen als vertegenwoordigers van den staat evenzeer als van de kerk; kerk en staat waren in hunne oogen één, en het paste den goeden onderdaan slechts om te gehoorzamen.