Conring (Herman), geb. 1606 te Norden in Oost-Friesland, studeerde in de godgeleerdheid en de medicijnen, werd in 1632 hoogleeraar in de wijsbegeerte te Helmstadt en in 1636 in de geneeskunde en de staatsinstellingen en stierf aldaar in 1681. Hij was een zeer gezien man, wiens rechts- en staatkundige adviezen hooggeschat werden. Van daar dat vele vorsten hem tot hun „raad” benoemden.
Hij was als medicus een ijverig verdediger van Harvey’s leer aangaande den bloedsomloop. Zijn bekendste werk is De origine juris Germanici (1643) en Exercitationes de republica Germanica (1675). Zijn Opera omnia gaf Göbel in 1730 uit.
