Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Conrad (frederik)

betekenis & definitie

Conrad (frederik) - 1) Conrad (Frederik Willem), geb. te Delft 1769, overleden te Halfweg 1808, werd op 9-jarigen leeftijd ouderloos en in het burgerweeshuis te Delft opgenomen. Hij werd in 1787 te Sluis bij de genie te werk gesteld, slaagde een jaar later voor adjunct-landmeter en werd bij Rijnland aangesteld. Bij de nieuwe organisatie van den Waterstaat in 1796 werd hij adjunct-generaal-opziener bij Rijnland. Zijn chef Brunings werd in 1798 president van den waterstaat, Conrad werd hem toegevoegd als commies.

In 1800 werd Brunings 1e commissaris-inspecteur en Conrad commissaris-inspecteur voor de departementen Amstel en Texel, in 1803 inspecteur van ’s lands zeehavens en zeegaten voor het Noorderkwartier van Noord-Holland, in 1804 directeur van den aanleg eener uitwatering van Rijnland te Katwijk. Dit werk kwam in 1807 gereed. Na het overlijden van Brunings werd C. in diens plaats generaal-opziener van Rijnland en later inspecteur-generaal van den Waterstaat; eveneens als opvolger van Brunings. Hij overleed een jaar daarna. C. werd in 1798 lid der commissie voor de droogmaking der Nieuwkoopsche en Tienhovensche plassen en van die tot vervening der Krimpenerwaard; hij schreef in 1802 een verhandeling over den Rijnlandschen Slaperdijk, wat een verhooging van dien dijk tot gevolg had.

2) Conrad (Frederik Willem), geb. te Spaarnwoude 1800, overl. te München 1870, zoon van den voorgaande. Hij werd in 1814 cadet voor den waterstaat van de artillerie en genieschool te Delft, werd, na eenigen tijd als leeraar in de wiskunde te hebben gefungeerd, op 1 Oct. 1817 tot adspirant-ingenieur benoemd. Hij werkte aan den aanleg van het Noord-Hollandsch kanaal, het kanaal van Steenenhoek, de Lingewerken, aan den aanleg van het Zederikkanaal en van een dok te Hellevoetsluis, was met de ingenieurs Boerrigter en van Loon belast met een opneming en peiling der benedenrivieren en killen in de Biesbosch. In Oct. 1825 werd hij tot provinciaal ingenieur van Noord-Brabant benoemd, in 1829 belast met den provincialen dienst van Zuid-Holland. In het begin van 1839 werd hij spoorwegingenieur bij den aanleg van de lijn Amsterdam-Haarlem der H. IJ. S.; 1 Dec. 1839 echter benoemd tot een der beide ingenieurs, onder den hoofdingenieur belast met de droogmaking van den Haarlemmermeer, in 1840 ingenieur-directeur der H. IJ. S. Als zoodanig is hij de ontwerper der verschillende bruggen geweest, toen ten tijde van den aanleg toegepast. Hij werd in 1845 rijkstoezichthouder op de H. IJ.

S. en kreeg in 1852 daarbij den titel van hoofdingenieur. In 1843 was Conrad tot lid van het Institution of Civil Engineers in Engeland benoemd. In 1847 was hij met 2 collega’s oprichter van het Koninkl. Instituut van Ingenieurs. Hij was president van 1848-1860 en van 1866 tot zijn overlijden. Ook op ander gebied was hij werkzaam. In 1847 werd hij president der eerste telegraafmaatschappij in ons land (Amsterdam-Nieuwediep), later lid eener Rijkscommissie voor het telegraafvraagstuk. In 1855 werd Conrad benoemd in eene internationale commissie voor den aanleg van het Suez-kanaal en werd door zijne medeleden tot president gekozen, waarschijnlijk als gevolg van zijn talenkennis.

Van 1858-1865 was hij vertegenwoordiger van den Onderkoning van Egypte bij de Suez-kanaalmaatschappij. In 1858 kwam C. weer in ’s rijksdienst en wel als inspecteur van de 2e inspectie (Utrecht, Noord- en Zuid-Holland en Zeeland) en daarbij, lid resp. president van vier belangrijke commissiën, n.l. Doorgraving van Holland op zijn smalst, Rotterd. Waterweg, Zeehaven voor Scheveningen en Droogmaking der plassen beoosten de Vecht. In de eerste commissie was hij een der hoofdpersonen. In 1864 werd aan Conrad door minister Thorbecke bij zijn inspectie de algemeene dienst van Waterstaat opgedragen, echter eerst door den volgenden Minister Geertsema werd hij tot hoofdinspecteur benoemd. Behalve in Nederland en Egypte onderzocht hij verschillende havenplannen in Duitschland en Denemarken. Na zijn derde reis naar Egypte bij gelegenheid van de opening van het Suezkanaal overleed hij vrij onverwacht te München.

< >