Capsule - 1) hulzen uit tinlegeeringen, dienende om fleschkurken te beschermen. De c. wordt na het kurken over den hals van de flesch geschoven en met een capsuleermachine* vastgewurgd. De c. is in den regel voorzien van versieringen of gekleurde merken en moet de kurk beschermen tegen het aanvreten door insecten, een min of meer luchtdichte afsluiting vormen of wel uitsluitend strekken ter verzegeling of versiering.
2) een omhulsel, waarin men olieachtige of onaangenaam smakende geneesmiddelen brengt, om het innemen gemakkelijker te maken. Het meest komen voor: ouwelc. en c. van gelatine; ze worden door den patiënt in haar geheel ingeslikt en lossen in de maag op. Pas in het darmkanaal lossen c. van hoornstof (keratine) op; deze worden gebruikt, wanneer het geneesmiddel eerst in het darmkanaal zijne werking mag beginnen uit te oefenen.