Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 09-11-2018

Brue (André)

betekenis & definitie

Brue (André), Fransch administrateur en ontdekkingsreiziger in Senegambië, werd in 1697 door de Compagnie d’Afrique naar den Senegal gezonden als directeur-generaal. Vóór hem had de werkzaamheid der vroegere Fransche handelscompagnieën hier weinig succes gehad. B. vestigde er den Franschen handel en het Fransche gezag. Hij was een energiek en bekwaam man; gedurende zijn bestuur breidde zich de kennis van den Senegal zeer uit.

B. begon zijne eerste reis in 1697; het doel was de regeling van den handel met de Fulas in het gebied van den Siratik. Tot 14° W. L. voer hij de rivier op, enkele zijner agenten zond hij nog verder, tot de grenzen van Galam, nabij den mond van de Falémé. Men vond, dat de Fula’s een ras waren, verschillend van de Negers, bruin en niet zwart. In 1698 ondernam B. de tweede reis op den Senegal, bereikte Galam (thans Damga), de rivier Falémé en bouwde bij Dramanet het fort St. Joseph. Hier hoorde hij van het koninkrijk Bambara, het goudland Bambo en van den handel der bewoners met Timboektoe. Tot de Félou-watervallen vervolgde hij zijne reis, maar moest toen door het plotseling dalen van den waterstand terugkeeren. Te Dramanet bleef de Augustijner leekebroeder Apollinaris achter, die de Senegal tot voorbij den waterval van Gouina en de Falémé tot Caynowra zorgvuldig onderzocht. Nadat B. 1698—1700 overland eene reis ondernam naar den mond van de Gambia, keerde hij naar Parijs terug. In 1714 werd hij voor de tweede maal als directeur-generaal naar den Senegal gezonden. In hetzelfde jaar bezocht hij het meer Cayar en in 1715 de streek tusschen den mond van den Senegal en dit meer, vanwaar de Arabische gom kwam. Bij zijn terugkeer trachtte hij den handel op de bovenrivier weder op te beuren en bouwde naast het fort St. Joseph nog het fort St. Pierre aan de Falémé. In 1716 liet hij het door Apollinaris begonnen onderzoek door Compagnon voortzetten, die het geheele gebied tusschen Falémé en Senegal doorkruiste. Hiermee eindigden voor vele jaren de Fransche exploraties in het Senegal-gebied. De tochten van B. leverden aan J. B. Labat een groot deel van het materiaal voor zijn „Nouvelle relation de l’Afrique occidentale” (1728). De hierin voorkomende kaarten berusten eveneens alle op de opnemingen door Fransche ingenieurs op last van B. ondernomen De geografische wetenschap is aan B. veel verschuldigd.

< >