Brahms - (Johannes), de grootmeester der symphon. muziek in de tweede helft der 19e eeuw, werd geboren te Hamburg, 7 Mei 1833, overl. te Weenen 3 April 1897. Het eerste muziekonderricht ontving hij van zijnen vader, contrabassist in het orkest te H., studeerde daarna bij Otto Cossel en Eduard Marxsen. In het najaar van 1853 voerde eene reis aan den Rijn B. ook naar Düsseldorf, waar hij kennis maakte met Rob. Schumann, en door dezen met de grootste hartelijkheid werd ontvangen.
Schumann, verrukt over ’t geen Brahms hem van zijn composities liet hooren, schreef in de „Neue Zeitschr. f. Musik” een opstel over B. onder den titel „Neue Bahnen’’ (zie: Rob. Schumann, Gesamm. Schriften), waarin hij hem als den Messias der muziek aankondigde. Dit artikel heeft veel bijgedragen B. den weg te effenen; het vestigde de aandacht op hem, en was — naast de persoonl. bemoeiingen van Schumann — oorzaak, dat Breitk. u. Härtel te Leipzig eenige van zijne werken ter uitgave aanvaardden. Eenige jaren was B. werkzaam als dirigent te Detmold; later heeft hij één jaar lang (1863) te Weenen de „Singakademie” geleid, en van 1871—1874 de Concerten van de „Gesellschaft der Musikfreunde” aldaar, maar dit zijn de eenige openbare betrekkingen, die hij in zijn leven bekleed heeft. Stil en alleen zich wijden aan zijne kunst, was zijn ideaal, dat hij verwezenlijkte, zoodra hij in staat was van de opbrengst van zijne composities te leven. B. is als componist niet zoo snel bekend geworden, als wellicht na de aanbeveling van Schumann te verwachten ware geweest. Zijne muziek had te veel persoonlijks om dadelijk door een ieder te worden begrepen; bovendien versmaadt zij elke concessie aan den smaak van een publiek, dat inspanning in de concertzaal schuwt.
Daarbij komt dat zijne harmoniek* — voor zijnen tijd — nieuw en vaak gedurfd was, terwijl de rythmiek* — vooral de veelvuldige toepassing van de syncope* — ingewikkeld scheen. Dat alles had ten gevolge, dat velen zijne muziek als „duister” uitkreten en B. voor ten eenenmale onbegrijpelijk verklaarden. Hij zelf stoorde zich daaraan niet, ging den weg, dien hij meende te moeten begaan, en schiep het eene belangrijke werk na het andere. In onzen tijd heeft deze opvatting van de kunst van B. plaatsgemaakt voor hartelijke liefde en oprechte bewondering. De statistiek wijst aan, dat het getal uitvoeringen van zijne werken nog steeds stijgende is. De ommekeer in de waardeering van zijne kunst dateert van de eerste uitvoeringen van zijn „Deutsches Requiem” in 1868. Daaruit sprak zulk een diep en echt gevoel, bleek ook een zóó souverein beheerschen van de middelen, dat elke hoorder de overtuiging krijgen moest, dat hier een der grootsten aan het woord was. De achting en liefde der ware kunstminnaars heeft B. zich ook al spoedig verworven door zijne Liederen en zijne Kamermuziek.
De „Piano-kwartetten” in A. en in G. werden dadelijk na hun verschijnen vaste bestanddeelen van het repertoire der kamermuz.-ver. Ook zijne talr. liederen vonden groote waardeering. Eene bizonderheid het vermelden waard is, dat de eerste Symphonie van B. zijn 68e werk is; eerst toen hij eene groote hoogte in zijne kunst had bereikt, achtte hij zich bevoegd een zoo belangr. werk te schrijven. Het hoogste Opusgetal, door B. bereikt, is 121. Hebben andere componisten meer 1 geschreven, aan diepte van inhoud hebben weinigen hem overtroffen.
Onder de namen der groote klassieke meesters zal de zijne steeds genoemd worden. B. heeft, vanaf 1862 (met korte onderbrekingen, waarin hij te Hamburg, Zürich en Baden-Baden verblijf hield), te Weenen gewoond. De meeste van zijne werken zijn verschenen bij Simrock te Berlijn. — Biografie in 4 dln. v. Max. Kalbeck. — Florence May: the Life of I. B. — Fuller-Maitlands Brahms (ook in Duitsche vertaling van A. W. Sturm.))