Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Boterzuur

betekenis & definitie

Boterzuur - C4 H802, een kleurlooze, naar ranzige boter riekende, scherp zuur smakende vloeistof, waarvan twee isomeren bestaan, het normale of gistingsboterzuur, CH3. CH2. CH2. COOH, en het isoboterzuur (CH3)2. CH. COOH.

Het normale b., in 1814 door Chevreul in boter ontdekt, komt in vrij- en en gebonden toestand zoowel in het plantenrijk als in het dierenrijk voor. Het wordt gevonden, als glycerine-ester, in boter, in zweet, in den darminhoud, in het maagsap; het ontstaat bij de rotting van organische zelfstandigheden, eiwitstoffen, door de boterzuurbacteriën. Met basen vormt het meestal oplosbare zouten, en met alkoholen welriekende esters; het is in water, alkohol en aether in elke verhouding oplosbaar, en kan door zouten weder uit de waterige oplossing afgescheiden worden; in de koude stolt het; het kookt bij 163° C. en heeft een soortelijk gewicht van 0.9587 bij 20° C. De zouten van het b. heeten butyraten. Het isoboterzuur wordt in vrijen toestand in het Johannesbrood — de vrucht van Ceratonia Siliqua — aangetroffen, terwijl het in den vorm van esters in verschillende planten voorkomt. Door oxydatie van isobutylalkohol kan het gemakkelijk worden bereid. Het kookpunt ligt bij 154°.

< >