Bohn (Christoph Heinrich), stichter van de in 1752 opgerichte en nog bestaande boekhandel, drukkerij en uitgeverszaak te Haarlem, die hij tot 1781 persoonlijk leidde, waarna zijn zoon in het bedrijf werd opgenomen en de firma C. H. B. en Zoon ontstond, tot François, die in 1780 lid van ’t gilde was geworden, in 1786 alleen de leiding kreeg. Deze overleed in 1819, toen zijne nabestaanden (een zoon en eene dochter) de zaak voortzetten en de firmanaam „Erven F. B.” blijvend gevestigd werd. Pieter François (1800-1872) bestuurde voortaan het zich steeds uitbreidende bedrijf en gedurende de periode van bijna eene halve eeuw, dat hij aan ’t hoofd stond, deed hij, meer dan 400 groote en kleine boekwerken in ’t licht verschijnen. Aan de vraag naar reisverhalen en romans door het groote publiek en naar geschiedwerken door meer ontwikkelden wist hij op uitstekende wijze te voldoen en bij gebrek aan oorspronkelijke schrijvers gaf hij nauwlettend acht op de verschijningen in den vreemde.
Toen omstreeks 1840 het „jonge Holland” opstond, zagen de werken van Beets, Hasebroek en anderen bij hem het licht. Van de schoolhervorming na de Fr. overheersching had hij door goede schooluitgaven uitstekend partij getrokken. Hij was gehuwd met Dorothea Petronelle Beets (1812-1862), oudste zuster van den schrijver-dichter, zelve schrijfster van „Onze Buurt.” Tot eigen steun en dien van zijn 17-jarigen zoon François nam hij in 1866 Jelte Karel Tadema als deelgenoot op, met wien hij tot 1886 samenwerkte, in welk jaar Fr. B. zich uit de zaken terugtrok. Zie: Kruseman, Bouwstoffen II (1887).