Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Blass

betekenis & definitie

Blass (Friedrich Wilhelm), Duitsch philoloog, geb. 1843 te Osnabrück, studeerde te Göttingen onder Sauppe en te Bonn onder Ritschl en Otto Jahn, hoogl. te Kiel 1876—92 en te Halle 1892— 1907, overl. in 1907; B. was een bestrijder van de bijbelkritiek; heeft vooral naam gemaakt door zijn studiën over de taal van het N. T. Van zijn werken verdienen vermelding: Die attische Beredsamkeit (3 Bde, 1898), Ueber die Aussprache des Griechisehen (1888), de hoofdstukken over hermeneutiek, kritiek, palaeographie, handschriftenkunde, enz., in het „Handbuch der klassischen Altertumswissenschaft” (dl. I 1886), Grammatik des neutestamentlischen Griechisch (1913, 4 Aufl. von A. Debrunner), een aantal uitgaven van klassieke redenaars en van de Acta apostolorum (1895, ’96), benevens schooluitgaven van eenige biographieën van Plutarchus, en in de „Sammlung der griech. Dialekt-Inschriften” de inscripties van Thera en Melos. Voorts heeft hij zich gewijd aan den tekst der Evangeliën, aan Hebreën (z.i. van Bamabas) en aan het rhythmisch kunstproza (1905).

< >