Bevrachting of vervrachting. De vervoerovereenkomst, waarbij de reeder (vervrachter) zich verbindt met zijn schip of in een bepaalde ruimte daarvan voor de wederpartij (bevrachter) personen of goederen te vervoeren. Zie artt. 463—620, 766 K. Minder eigenlijk wordt de zgn. aanleg op stukgoederen, zoo bijv. door ons Wetb. v. K., onder b. gerekend. Zie hierover STUKGOEDEREN. — B. in eigenlijken zin wordt wel omschreven als huur van een schip; juridisch behoort zij echter tot de vervoerovereenkomsten.
Huur van een schip komt ook wel voor, maar zij moet met b. niet worden verward. De wet spreekt ten onrechte wel van huur in plaats van b.; zoo in art. 461 K. — B. kan geschieden voor een of meer bepaalde reizen of voor een bepaalden tijd. Is zij aangegaan voor een bepaalde reis, dan wordt de vracht in den regel bepaald bij het getal, de maat of het gewicht der ingenomen of uitgeleverde goederen of in een som in eens. Bij bevrachting voor een bepaalden tijd of voor meer reizen pleegt daarentegen de vracht te worden berekend naar tijdsduur: tijdbevrachting, time charter. Deze mist bij ons bijzondere wettelijke regeling. Wel wordt zij genoemd in artt. 461 en 463 K. — In tegenstelling met huur van schepen met bemanning, blijft bij bevrachting het scheepspersoneel in dienst van den vervrachter. — De bevrachtingsovereenkomst moet schriftelijk worden aangegaan.
Het geschrift ervan opgemaakt heet chertepartij*. In geval van zeer bijzondere omstandigheden, genoemd in artt. 499—606 K., vervalt de overeenkomst van rechtswege of kan zij op vordering van een der partijen worden ontbonden. Ook kan de bevrachter haar opzeggen, zoolang hij niets heeft ingeladen en de overligdagen niet zijn begonnen, maar dan moet hij de helft der vracht betalen (artt. 467 K.). Art. 464 en v. geven regelen voor het geval de bevrachter geen of slechts gedeeltelijk gebruik maakt van de ruimte. Zie verder omtr. de rechten en verplichtingen van be- en vervrachter de bepalingen der wet. Slechts zij nog opgemerkt, dat voor goederen, door schipbreuk, stranding of andere overmacht vergaan, geen vracht verschuldigd is (art. 482).