Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Bautzen

betekenis & definitie

Bautzen, 1)prov. (Kreishauptmannschaft) in het O. van het konink. Saksen, 2490 KM.2, 390.000 inw. De prov. is zeer bergachtig en wordt bijna geheel ingenomen door den Oberlausitz. — 2) (Wendisch Budissin, en tot 1868 ook officieel zoo genoemd), hoofdpl. der prov. B., van het distr. B., en vroeger van het markgraafschap Oberlausitz, aan de Spree op een naar het Westen steil hellende hoogte, beheerscht een meest vlakke landstreek, ten N. van de Sudeten; de oude wallen zijn herschapen in promenaden; veel industrie, voorn, spinnerijen; 3600 inw. — B. wordt in de krijgsgeschied. meermalen vermeld. In 1018 werd hier de vrede gesloten tusschen koning Boleslaw van Polen en Keizer Hendrik III; in 1350 tusschen Keizer Karel IV en den Markgraaf Lodewijk van Brandenburg. In 1401 had een strijd plaats tusschen de stad en den Rider von Kottwitz. In 1431 werd de stad met succes tegen de Hussieten verdedigd. Tijdens den 30-jari. oorlog werd B. driemaal (1620,1633 en 1634) belegerd en veroverd, terwijl de stad ook in den zevenjarigen oorlog veel te lijden had. Voornamelijk is B. echter beroemd geworden door den slag, welke op 20 en 21 Mei 1813 hier geleverd werd tusschen het Fransche leger onder Napoleon en de verbonden Russ.-Pruis. legers onder keizer Alexander en den koning van Pruisen. Nadat Napoleon 2 Mei 1813 den slag bij Lützen gewonnen had, wilde hij vóór alles het bevriende Saksen weder geheel in de hand krijgen. Daartoe volgde hij zelf de verbondenen, die naar de Elbe waren teruggeweken, om den steun der Oostenrijkers af te wachten, naar Dresden, terwijl het korps Ney op Torgau werd gedirigeerd om de Pruisen voor Berlijn bezorgd te maken en zoodoende een scheiding tusschen de verbondenen te bewerkstelligen; ook de korpsen Lauriston en Reynier kregen opdrachten in dien zin.

De Russ. en Pruis. legers hadden aanzienlijke versterkingen gekregen en namen vereenigd bij B. eene stelling in achter de Spree, tusschen het Boheemsche gebergte en het Dorp Gleina. De linkervleugel dezer stelling was uitstekend aangeleund aan het Lausitzer gebergte; de rechtervleugel was gedekt door meren en plassen, welke echter eenigszins de verbindingen bedreigden; in front was de stelling zwaar versterkt en gedekt door de Spree. De Russische korpsen Emanuel, Landskoi, Gortsjakow en Miloradowitsj hadden den linkervleugel en het grootste deel van het centrum bezet; het overige deel van het centrum en de rechtervleugel werden verdedigd door de Pruisische korpsen von Kleist en York en het Russische van Barclay de Tolly. Het korps van Blücher, die het centrum commandeerde, stond in reserve daarachter. Intusschen was het Fr. korps Lauriston op 19 Mei door Barclay de Tolly bij Königswartha verslagen en werd dienzelfden dag het korps Ney door York bij Weissig opgehouden. Napoleon, die hierdoor en ook door zijn gebrek aan ruiterij, veel tijd verloren had, ging op verschillende plaatsen over de Spree en stelde zijn leger tegenover de verbondenen op, met het korps Oudinot op den rechtervleugel, Macdonald, Marmont, Bertrand en Reynier in het centrum onder Soult, en Lauriston en Ney op den linkervleugel, terwijl eenige divisiën en de caval. divisie-Sebastiani onder Mortier in reserve bleven. De verbondenen waren totaal ongeveer 110.000 man sterk; het Fransche leger (waarbij Wurtembergsche, Saksische, Beiersche en Italiaansche hulptroepen) had eene sterkte van 150.000 man, waaronder hoogstens 8.000 man cavalerie. Op 20 Mei begon de Fransche aanval, eerst op beide vleugels en daarna tegen het centrum der verbondenen. Nadat de aanval van Oudinot op den linkervleugel der verbondenen mislukt was, werden de aanvallen in het centrum en op den rechtervleugel met des te meer kracht doorgezet. Het dorp B. werd door de divisie-Bonnet bezet. Het korps von Kleist, dat in het centrum met groote dapperheid stand hield tegen de verwoede aanvallen van Soult, kwam, tengevolge van het teruggaan van den rechtervleugel der verbondenen onder York en Barclay de Tolly, in eene vooruitgeschoven, gevaarlijke positie en werd zelfs door de Franschen in den rug bedreigd. Het hield echter stand en trok eerst in den laten avond, nadat de strijd geëindigd was, terug. Den volgenden dag, 21 Mei, werd de strijd wederom door den Franschen rechtervleugel onder Oudinot geopend. Ook het Fransche centrum viel aan, doch dit geschiedde slechts om den vijand aldaar bezig te houden en hem te verhinderen zijn rechtervleugel, waar voor hem het grootste gevaar dreigde, te versterken. Hier deden de aanzienlijk versterkte korpsen-Ney en -Lauriston met groote onstuimigheid een aanval tegen het dorp Preititz en de hoogten van Gleina, welke tot gevolg hadden, dat York en Barclay de Tolly terug moest trekken en Preititz door de Franschen werd genomen. Hierdoor werd het centrum der verbondenen van den rechtervleugel afgesneden en wederom in den rug bedreigd; doch von Kleist, die hoopte, dat York en Barclay de Tolly hunne oorspronkelijke stellingen weer terug zouden veroveren, hield hardnekkig stand op de hoogten van Kreckwitz, die den sleutel der geheele Russ.-Pruis, stelling vormden. Napoleon deed die hoogten echter met alle beschikbare krachten aanvallen en von Kleist moest de dorpen Kreckwitz en Klein-Bautzen opgeven. Daar York en Barclay de Tolly nog verder waren teruggegaan, werd de toestand der verbondenen zeer gevaarlijk en besloten zij zich op de Oder-linie terug te trekken. De terugtocht ving om 3 uur in den middag aan en werd, door cavalerie gedekt, in goede orde volbracht. Napoleon, hoewel meester van het slagveld, kon de vruchten zijner overwinning niet plukken. Bij de pogingen tot vervolging der verbondenen door de Franschen sneuvelde de Fransche maarschalk Duroc bij Markersdorf en leden de Franschen zware verliezen. De totale verliezen der Franschen in den slag bij B. bedroegen ongeveer 20.000 man, die der verbondenen 13.000 man.

< >