Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Astigmatisme

betekenis & definitie

Astigmatisme - (natuurk.). Bij nauwkeuriger beschouwing van de terugkaatsing en breking van het licht aan een bolvormig oppervlak (zie SPIEGEL, LENS) blijkt het, dat van de scheef invallende stralenbundels niet alle stralen in één brandpunt worden vereenigd; in plaats daarvan worden de stralen van iederen stralenbundel van oneindig kleine opening vereenigd in twee onderling loodrechte, elkander kruisende lijnelementen, die loodrecht op den hoofdstraal van den gebroken (resp. teruggekaatsten) lichtbundel staan, en dezen in verschillende punten snijden. In de eene brandlijn worden de meridionaalstralen vereenigd (gelegen in het vlak door den hoofdstraal en de optische as), in de andere de sagittaalstralen (gelegen in het vlak door den hoofdstraal, loodrecht op het voorgaande). Deze eigenschap heet a., terwijl de bundel astigmatisch genoemd wordt. De beide lijnelementen liggen in het brandoppervlak van het bolvormig oppervlak.

De afstand der snijpunten van de lijnelementen met den hoofdstraal heet het astigmatisch verschil. Ergens tusschen de beide lijnelementen in heeft de bundel eene cirkelvormige doorsnede, die lineair de kleinste afmetingen heeft van alle doorsneden van den bundel; ter plaatse van de lijnelementen is de doorsnede lijnvormig, in de andere tusschengelegen punten elliptisch. Het astigmatisch verschil neemt sterk toe, naarmate de hoek van den invallenden stralenbundel met den straal van het boloppervlak ter plaatse, waar de bundel invalt, grooter is. Daarom wordt het a. zeer hinderlijk, wanneer grootere vlakken moeten worden afgebeeld, dus de gezichtshoek grooter wordt (zie BEELD). Bij enkelvoudige, concaafconvexe lenzen is het mogelijk, een diaphragma op zoodanigen afstand vóór de lens te plaatsen, dat van alle scheef invallende bundels (die natuurlijk astigmatisch zijn), de doorsneden van de kleinste lineaire afmetingen (zie boven) alle nagenoeg in één plat vlak komen te liggen.

Brengt men ter plaatse van dat vlak een scherm (photographische plaat), dan wordt hierop een vrij behoorlijk beeld (waarbij natuurlijk geen sprake is van eene puntsgewijze afbeelding) gevormd (zie LANDSCHAPLENS). Om het a. werkelijk op te heffen, zooals bij de nieuwere photographische objectieven het geval is, wordt gebruik gemaakt van de t.o.v. het a. verschillende eigenschappen van de achromatische lenzen van oudere en nieuwere constructie; bij combinatie van deze twee kan het a. worden opgeheven (zie ANASTIGMAAT). Zeer sterk doet het a. zich voor bij niet-bolvormige lenzen (waarbij dus de kromtestralen voor stralen, die in twee onderling loodrechte vlakken gekregen zijn, ongelijk zijn), b.v. cylindrische lenzen; hierbij heeft een lichtbundel, waarvan de hoofdstraal volgens de optische as invalt, reeds een astigmatisch verschil. Stelt men zich op het standpunt van de golftheorie van het licht, dan kan men zeggen, dat het a. daarin bestaat, dat het golffront niet bolvormig is, waardoor geen homocentrische stralenvereeniging plaats heeft (zie ook LICHT).

< >