Appelvijanden - In het voorjaar vindt men op de nog gesloten bloemknoppen den appelbloesemkever (Anthonomus pomorum L.), die daarin de eieren legt. De aangestoken bloemen zijn aan de gaten in de kroon te herkennen. De larve vernielt het vruchtbeginsel, en kan hierdoor ontzaglijke schade aan den appeloogst toebrengen. De kever overwintert in de schors.
De A. vruchten worden aangestoken door de rups van den appelbladroller, die ze wormstekig maakt. — In het appelhout vreet de Sesia-rups; het loof wordt vernield door de plakker (Liparis dispar L.), jonge knoppen door den bastaardsatijnvlinder (Liparis chrysorrhoea L.), wintervlinder (Cheimatobia brumata L.), bladrollers (Tortrix) en knopbladrollers (Grapholitha.) Aan de takken is schadelijk de bloedluis (Schizoneura lanigera), die kenbaar is aan de witte wollige wasmassa, waarin haar lichaam verborgen is. Drukt men de dieren stuk, dan laten zij een bloedroode vlek na. Op de plek, waar een kolonie zit, ontstaat een kankerachtige aantasting; op de wortels maken zij knobbels; zij komen meest op beschutte plaatsen voor. Bespuiten en besmeren met petroleum-zeepemulsie of carbolineum. Op jonge twijgen en vruchten leeft de komma-schildl u i s, die den groei belemmert en die kenbaar is aan den kommavorm. —