Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Apokatastasis

betekenis & definitie

Apokatastasis - in de philosophie, term ter aanduiding van den periodieken terugkeer van alles, was geweest is; den eeuwigen kringloop van alle gebeuren. Dezen leerden Heraklitus, de Pythageraeërs, de Stoici; in lateren tijd Blanqui (1850), Nietzsche (als vergoeding voor het onsterfelijkheidsgeloof), de leer, dat aan het einde dezer wereldbedeeling alle menschen zullen zalig worden. De uitdrukking is ontleend aan Hand. 3 : 21, waar intusschen alleen sprake is van het herstel van alles, waarvan de profeten hebben gesproken. De H. S. leert de ap. niet.

Bepaaldelijk J. C. stelt tegenover het „eeuwige leven” niet alleen temporeel maar qualitatief, als gelijkwaardig den eeuwigen dood, zoowel voor de tegenwoordige bedeeling (achon) als voor de toekomende, waarin Hij voor altijd zal heerschen (Matth. 18 : 8 v, 25 : 41, 46). Toch werd de a. van ouds in en buiten de Chr. Kerk geleerd: Origenes, de Broeders van den vrijen geest, de Anabaptisten, Schleiermacher, alles min of meer verwant met pantheïstische gedachten over den uitgang en den terugkeer der wereld uit en tot God. In de laatste eeuw heeft de a. (of het universalisme) in verband met humanitairs ideeën, optimistische wereldbeschouwing, pantheïstische en monistische motieven, evolutiegedachten, veel aanhang gevonden. Men beroept zich op de barmhartigheid Gods, de harmonische wereldvoltooiing, vooral op de waarde van den enkele. De verwerping der a. (het particularisme) acht zich gebonden door de uitspraken der H. S. zonder meer, beroept zich op de verantwoordelijkheid van den mensch, of zoekt de wereldharmonie in de verheerlijking van Gods barmhartigheid door de verlossing der zaligen en van zijne gerechtigheid door de straf der rampzaligen. Zie AUGUSTINUS.

< >