Anarchisme - de leer, welke naar anarchie streeft. Zij is uitvloeisel van een ongebreideld individualisme. Anarchie is doel, althans het naaste doel, het eenige doel, waarvan men zich duidelijk rekenschap geeft. Naar hetgeen uit den toestand van anarchie zal voortkomen, vraagt men liefst niet, maar neemt aan, dat dan alles goed zal zijn.
Het a. wordt uiteraard omhelsd door personen, bezield door een grooten haat tegen de tegenwoordige maatschappelijke orde, hetzij omdat zij zich zelf daarin verongelijkt rekenen, hetzij uit medegevoel voor anderen. Dergelijke personen zijn er in alle tijden geweest. Zoo kan men Catilina wel anarchist noemen. Van a. als bewuste maatschappelijke strooming is echter eerst in de 19e eeuw sprake. Als voorlooper wordt veelal William Godwin genoemd, die in zijn „An inquiry concerning political justice and its influence on general virtue and happiness” van 1793 het staatsgezag als uit den booze aanduidt. Als eigenlijke stichter der a. leer wordt echter veelal aangemerkt Proudhon, die in een geschrift van 1840, getiteld „Qu’est-ce que la propriété?”, tot de slotsom komt: „La propriété c’est le vol”. Hij wil den eigendom vervangen zien door bezit en acht regeering van den mensch door den mensch, onder welken naam zij zich verkleedt, onderdrukking. Hij geeft zich zelf daarom den naam an-archist.
In Duitschland is het vooral Max Stirner geweest, die an. theorieën propageerde. In zijn in 1845 verschenen werk „Der Einzige und sein Eigenthum” verheerlijkt hij het egoïsme, waaraan de staat slechts in den weg staat. Het a. van de daad wordt het eerst gepredikt door den Rus Bakoenin, die door geheel Europa eene an. agitatie in het leven riep en aan iedere revolutionaire beweging deelnam. Reeds in 1848 nam hij deel aan de revolutie te Parijs en aan een opstand te Praag, het volgende jaar aan een oproer te Dresden. Aan de commune van Parijs kon hij geen daadwerkelijk aandeel nemen, omdat hem het verblijf in Frankrijk was ontzegd. Nog verder gingen en gaan andere anarchisten, vooral Russen en Italianen, die door moord op de vertegenwoordigers van het gezag onder de verdedigers van de tegenwoordige maatschappelijke orde schrik trachten te verwekken.
Zij worden vooral in Rusland als nihilisten aangeduid. In den eersten tijd van het a. ging dit veelal samen met het socialisme, maar naarmate zich in de socialistische partij vooral onder Marx een strenge organisatie ontwikkelde, kwam daartegen van anarchistische zijde, vooral van Bakoenin, groot verzet (men onderscheidt de beide richtingen als autoritair en libertair socialisme). Het kwam tot een feilen strijd tusschen Marx en Bakoenin, die in 1872 eindigde, doordat de laatste uit de Internationale, de groote soc. organisatie van Marx, werd gezet. Ook op de intern, socialistische congressen bleek telkens de tegenstelling tusschen beide richtingen. Zoowel op het congres te Zurich (1893) als op dat te Londen (1896) werden na heftigen strijd de anarchisten buitengesloten. Van de aanslagen, door anarchisten gepleegd, noemen wij de volgende: 1877, aanslag op Keizer Wilhelm I (mislukt); 1883, toeleg om bij gelegenheid van de inhuldiging van het Germania-monument in het Niederwald de machthebbers in de lucht te doen vliegen (mislukt); 1883, bloedige an. onlusten te Chicago;
de commissaris van politie Rumpf te Frankfort a. M. vermoord; 1892, ontploffingen te Parijs; 1893, bom geworpen in de Chambre des Députés, waardoor echter niemand werd gedood; 1894, bom geworpen onder het publiek van café Terminus te Parijs; 1894, Camot, president der Fransche Republiek, vermoord; 1893, 1894, 1896, anarchistisch terrorisme in Spanje, vooral in Barcelona (Zwarte Hand); 1898, Keizerin Elisabeth van Oostenrijk te Genève vermoord; 1900, Koning Humbert van Italië vermoord; 1901, Mac Kinley, president der Ver. Staten van N. Amerika, vermoord.