(zwikte, heeft en is gezwikt),
1. knakken, de lendenen breken;
2. een verdraaiing of verstuiking krijgen (door uitglijden): mijn voet zwikte;
3. het leder voor een schoen om de leest brengen en vastzetten;
4. een bepaald kaartspel spelen (e).
(e) Zwikken is een vanouds vooral onder soldaten geliefd hazardspel, tegenwoordig meestal met 20 kaarten, voor 3-5 deelnemers. Omdat er vaak grote bedragen mee gemoeid zijn, is zwikken in openbare gelegenheden veelal niet toegestaan.