v./m. (zolen),
1. planta pedis, onderste vlak van de voet; (bij paarden en runderen) het enigszins holle ondervlak van het hoefbeen;
2. ondervlak van schoeisel of kousen, dat deel waarop men loopt:
schoenen met houten zolen; (zegsw.) de zolen van zijn schoenen lopen, zich ten zeerste inspannen om iets te verkrijgen; ook het gladde ondervlak van schuivend gereedschap: de — van een strijkijzer.