(schudde uit, heeft uitgeschud),
1. door schudden uit iets afscheiden;
2. door schudden verwijderen: zich door schudden ontdoen van wat aan het lichaam gehecht is: de hond schudt zich uit;
3. van alles beroven: een reiziger uitschudden .
Uitschudden wordt in het chemisch laboratorium veel toegepast als methode om, uit een mengsel in oplossing, stoffen (m.n. organische) te scheiden van andere. De oplossing wordt daartoe samengevoegd en krachtig geschud met een oplosmiddel dat zich niet met het eerste mengt en waarin de gewenste stof beter oplosbaar is dan de andere stoffen van het mengsel. Deze stof zal nu voor een deel overgaan in het tweede oplosmiddel. Nadat het vloeistofmengsel zich weer heeft ontmengd, kunnen de twee vloeistoflagen van elkaar worden gescheiden. Na verdamping van het tweede oplosmiddel blijft de gewenste stof over. De bewerking gebeurt meestal in een scheitrechter, waarmee de vloeistoflagen eenvoudig van elkaar kunnen worden gescheiden. Voor het afscheiden van in water opgeloste organische stoffen worden als tweede oplosmiddel vaak ether, petroleumether of chloroform gebruikt.
