m. (mv.),
1. Strigidae, een vogelfamilie, behorend tot de orde uilachtigen, waartoe 29 geslachten (109 soorten) behoren;
2. uiltjes. Uilen zijn nachtroofvogels en zijn gekenmerkt door het bezit van een grote, ronde, zeer beweeglijke kop en opvallend grote, naar voren gerichte (onbeweeglijke) ogen. De gehoorzin is zeer sterk ontwikkeld. De gehooropening kan afgesloten worden door een huidplooi, die ook, opgezet, kan dienen als oorschelp. De donslaag is zeer dik en los; de dekveren zijn breed en afgerond. De bovensnavel is haakvormig en heeft een scherpe punt. De voeten zijn fors en zijn meestal tot de tenen met veren bedekt; de tenen zijn kort, de nagels zeer scherp. De meeste uilesoorten gaan in de schemering hun voedsel zoeken; enige soorten jagen ook overdag. Het voedsel bestaat uit allerlei kleinere dieren (m.n. muizen). Uilen nestelen in holle bomen, oude gebouwen of in verlaten nesten van andere vogels (vooral van kraaiachtigen); ook tegen rotsen en op de grond. In Europa broeden 12 soorten, nl. de bosuil, dwergooruil, dwerguil, laplanduil, oehoe, oeraluil, ransuil, ruigpootuil, sneeuwuil, sperweruil, steenuil en velduil. De ruigpootuil broedt in België (Ardennen) en (sedert 1971) ook in Nederland (Drenthe).
LITT. H.Warren, Nachtvogels (1949); J.A.Burton (red.), Owls of the world (1973); S.EckenH.Busse, Eulen (1973).