Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Tsjaad

betekenis & definitie

(République du Tchad), republiek ten noorden van Centraal-Afrika, begrensd door Libië, Soedan, Centraalafrikaanse Republiek, Kameroen, Nigeria en Niger, 1284000 km2, 4,15 mln. inw. Hoofdstad: N’Djamena.

FYSISCHE GESTELDHEID

Het land loopt op van 240 m boven zeeniveau bij het Tsjaadmeer in het zuidwesten naar 3350 m in het noorden, het bergachtig Sahara-gebied van Tibesti.

In het oosten ligt de scheiding met het Nijlbekken op 1500 m en in het zuiden ligt op 600—700 m de waterscheiding met het stroomgebied van de Zaïre. Het zuiden ontvangt voldoende neerslag voor een bossavanne vegetatie, naar het noorden gaat het landschap via open grasland over in woestijn. De enige rivieren van betekenis zijn de Tsjari en de Logone, die uitmonden in het afvoerloze Tsjaadmeer.

BEVOLKING

Het geboortencijfer is 44 ‰, sterftecijfer 24 ‰. In het vochtige zuiden wonen meer dan 1 mln. Sara, de belangrijkste etnische groep, die evenals de Bagirmi een Bantoevolk is. Meer naar het noorden leven nomadische herders van het Soedanese type en in het uiterste noorden Toeareg (ca. 85000 personen). De officiële taal is Frans, maar ook Arabisch en verschillende Afrikaanse talen worden er gesproken. Van de bevolking is 52 % moslim, 43 % animist en 5 % christen.

Info-Tchad en Journal Officiel de la République du Tchad zijn de enige dagbladen. Er zijn ca. 70000 radiotoestellen in gebruik.

ECONOMIE

Landbouw is hoofdmiddel van bestaan, met als voornaamste exportprodukt katoen. Daarnaast is de verbouw van grondnoten en gierst belangrijk. Rijst, tabak en suikerriet zijn nieuwe gewassen, het areaal hiervan breidt zich uit. In exportwaarde staat de veeteeltproduktie op de tweede plaats. Mijnbouw is nog onbelangrijk, aan de noordkant van het Tsjaadmeer wordt zout gewonnen. Van alle landen in equatoriaal Afrika is in Tsjaad de industrie van de minste betekenis. Er zijn enige spinnerijen, een suiker-, zeepen textielfabriek, slachten koelhuizen, brouwerij, rijstpellerij en olieperserij.

De infrastructuur van Tsjaad laat veel te wensen over. De Transkameroenspoorlijn zou volgens een overeenkomst uit 1962 tot Sark moeten lopen, maar de werkzaamheden zijn in Tsjaad voorlopig stilgelegd. Van de 30730 km weg is 4630 geasfalteerd, 20000 km is alleen in het droge seizoen bruikbaar (juli—okt.). Vooral tijdens het regenseizoen worden de Tsjaad en de Logone voor de scheepvaart gebruikt. De internationale luchthaven bij N’Djamena is sinds 1967 in gebruik.

STAATSINRICHTING

Na de staatsgreep in 1975 is de grondwet van 1964 opgeschort. Na onregelmatigheden is in 1979 een nieuwe regering gevormd. Munt. De munteenheid is de CFA-frank, verdeeld in 100 centimes.

Op 1.4.1980 was de koers: 100 CFA-frank = f 0,95 = BF 13.

Onderwijs. Van de kinderen vanaf 10 jaar bezoekt ca. 43 % een school. Van de bevolking is 86 % analfabeet. Sinds 1971 bezit N’Djamena een universiteit.

Defensie. Het leger heeft 5000 man in dienst. Er zijn 200 man bij de luchtmacht en 6000 man bij de nationale garde en andere paramilitaire eenheden. Het aantal Franse militaire technische adviseurs neemt af.

GESCHIEDENIS

Al in de 7e eeuw ontstonden in Tsjaad belangrijke marktplaatsen als centra in de handel tussen Noorden West-Afrika. Arabische handelaren en nomaden uit Noord-Afrika stichtten het rijk van Kanem, dat in de 13e eeuw zijn hoogtepunt bereikte. In de 16e eeuw verschoof de macht van Kanem naar het rijk van Bornu. Gedurende de 16e en het grootste deel van de 17e eeuw kende het rijk Kanem-Bornu een lange periode van vrede en welvaart. Eind 17e eeuw verzwakte het door aanvallen van de Toeareg. Tegen het eind van de 18e eeuw raakte Kanem-Bornu in verval door aanvallen van de Wadaien Bagirmirijken.

In 1890 kwamen de eerste Franse expedities in Tsjaad en in 1913 was de verovering van Tsjaad door de Fransen compleet. Tsjaad werd een kolonie binnen Frans Equatoriaal Afrika. In 1958 werd het een autonome republiek binnen de Franse Gemeenschap en in 1960 verkreeg het de onafhankelijkheid, met F.Tombalbaye als eerste president. Er bestond een duidelijke dominantie van het zuiden over het noorden. In de periode na de onafhankelijkheid kreeg het westerse denken de overhand en werden de traditionelen op de achtergrond gedrongen. In 1963 werd Tsjaad officieel een eenpartijstaat met de Parti Progressiste Tchadien (PPT) van Tombalbaye als enige partij.

Sinds 1965 streden voornamelijk in het noorden rebellen van Arabisch georiënteerde islamieten tegen de door de zuidelijke negerbevolking gedomineerde regering. De verschillende guerrillabewegingen, waaronder het Front de Libération Nationale (FROLINAT) en de Forces Armées de Nord, werden in hun strijd voor grotere autonomie oorspronkelijk gesteund door Libië. Van 1968—71 steunden Franse troepen de regering bij het bestrijden van de guerrilla. Ook in het zuiden nam het verzet tegen Tombalbayes macht toe. In 1973 doopte Tombalbaye de PPT om in Mouvement National pour la Révolution Culturelle et Sociale (MNRCS), waarmee een nationalistische politiek werd ingeluid die tegen de Franse invloed was gericht.

Een begin werd gemaakt met het omzetten van Franse namen in Tsjadische. De eenwording lukte niet. Op 13.1.1975 werd Tombalbaye tijdens een militaire staatsgreep vermoord; het parlement en de MNRCS werden ontbonden. Er kwam een regering van zowel militairen als burgers, met generaal F.Malloum als president. Politieke gevangenen werden vrijgelaten, maar uitzicht op een democratische staatsvorm kwam er niet. In 1975 werden de Franse bases in Tsjaad gesloten.

Met Libië verslechterde de relatie toen dit land een deel van Tsjaad, Aozou, annexeerde. Door de grote verdeeldheid in het land en de groeiende guerrillastrijd in het noorden kon Malloum weinig ondernemen. In 1977 kwamen de Franse troepen na een mislukte staatsgreep terug. Op 21.8.1979 werd een nieuw akkoord bereikt voor een regering waarin alle partijen vertegenwoordigd zijn. Regeringsleider werd G.Oueddi, de leider van het FROLINAT. Het bestand zou worden gecontroleerd door neutrale troepen van de Organisatie van Afrikaanse Eenheid, maar de situatie bleef ook nadien wisselvallig.

LITT. G.H.Le Cornec, Hist. polit. du Tchad (1963); P.Hugot, Le Tchad (1965); P.Fuchs, Tschad (1966); C.Dignim’nbaye en R.Langue, L’essor du Tchad (1969); R.Buytenhuys, Le FROLINAT et les révoltes populaires du Tchad (1978).

< >