Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

T’aip’ingopstand

betekenis & definitie

opstand in China (1851-64). De naam is ontleend aan T’aip’ing Tièn-kwo, d.i. het Hemelse Rijk van de Vrede, de naam die de rebellen aan hun staat gaven.

De leider van de opstand was Hoeng-Hsjoe-tsjuan. Zijn wereldbeschouwing was voor een groot deel gebaseerd op een verbasterde vorm van christendom. De T’aip’ing wilden het confuciaanse stelsel geheel uitroeien. Dit betekende afschaffing van de klassieken en van de daarop gebaseerde staatsexamens, gelijkstelling van man en vrouw, en afschaffing van de particuliere eigendom. De T’aip’ing recruteerden hun eerste aanhang voornamelijk onder de verdrukte minderheid van de Hakka. Nadat ze een aanzienlijk deel van Zuid-China hadden bezet, veroverden zij in 1853 Nanking.

Hun succes vond zijn grond vooral in de hoge keizerlijke belastingdruk op de zwaar uitgebuite boeren. Oorspronkelijk werd de grond zo herverdeeld, dat alle plattelandbewoners een even groot kavel kregen. Na de verovering van Nanking stagneerde de opmars van de T’aip’ing, waarna zij ten prooi raakten aan interne ruzies. Hun leiders verrijkten zich en de oorspronkelijk zo radicale hervormingen bleven in verschillende regio’s achterwege. Aanvankelijk genoten de T’aip’ing, vooral door hun christelijke inslag, nogal wat westelijke sympathie, maar door de excessen en de uitgesproken nationalistische neigingen van de opstandelingen werd dit anders. Rijke westerse kooplieden in Sjanghai organiseerden een hulpcorps met Amerikaanse en Europese officieren. De ondergang van de T’aip’ing betekende een belangrijke versterking van de positie der provinciale gouverneurs, die een belangrijke rol hadden gespeeld bij het neerslaan van de opstand.

LITT. Su Yu-teng, The Taiping rebellion and the western powers (1971); Jen Yu-wen, The Taiping revolutionary movement (1973).

< >