Adalbert Stifter, Oostenrijks schrijver en schilder, *23.10.1805 Oberplan (Bohemerwoud), ♰(zelfm.) 28.1.1868 Linz. Stifter studeerde te Wenen.
In 1840 werd zijn litterair talent ontdekt en hij werkte tot 1848 als letterkundige, daarna als inspecteur bij het onderwijs te Linz. Hoewel Stifter sympathiseerde met de idealen van het liberalisme, schrok hij terug voor de gevolgen van de revolutie van 1848 en zo kreeg zijn prozawerk de berustend-elegische stemming van de Oostenrijkse litteratuur uit het biedermeier. In zijn werk vindt men niets terug van de materiële ellende en de ziekte (vermoedelijk leverkanker) waardoor zijn leven vergald werd. Zijn grootheid werd pas erkend nadat Nietzsche bekende dat Stifters Der Nachsommer (1857) zijn lievelingsboek was. Als schilder legde hij zich m.n. op het landschap toe en werd hij een voorloper van het Duitse impressionisme. Hij had een goed gevoel voor kleur en lichtwerkingen.
Werken: Studiën (6 dln. 1844-50), Bunte Steine (2 dln. 1853); romans: Wittiko (3 dln. 1865-67), Erzählungen (1869). Uitgaven: Gesamtausgabe, door M. Stefl (9 dln. 1954-60); Gesammelte Werke, door K. Steffen (14 dln. 1967 vlg.).LITT. E. Merker, Das sanfte Gesetz (1959); H.A. Glaser, Die Restauration des Schönen (1965); T. Rutt, A. Stifter, der Erzieher (1970); C.O.
Sjögten, The marble Statue as idea (1972); G. Mattenklott, Sprache der Sentimentalität (1973); J.L. Bandet, A. Stifter (1974).