o., wrijvingseffect, m.n. een ruksgewijze verplaatsing, dat optreedt bij twee over elkaar glijdende oppervlakken waartussen de wrijvingskracht bij lage glijsnelheid groter is dan die bij hoge glijsnelheid.
ⓔ De sprongof rukbeweging ontstaat doordat in het begin de zich eenparig bewegende aandrijving van een der elementen eerst de hoge wrijvingscoëfficiënt van rust moet overwinnen. Door de elastische eigenschappen van de met elkaar in contact zijnde elementen vervormen deze zich. Nadat de beweging begint, daalt echter de wrijvingskracht doordat de wrijvingscoëfficiënt van beweging kleiner is dan die van rust. De opgezamelde elastische energie kan zich daardoor ontladen en geeft een extra versnelling aan de bewegende massa, waardoor deze een sprongbeweging krijgt. Door deze sprongbeweging haalt de massa haar aandrijvend element in en neemt de aandrijvende kracht af tot nul. De massa komt weer tot rust en de cyclus kan opnieuw beginnen.
Om stick-slip te vermijden moeten de vervormingen zo klein mogelijk blijven en ook de massa klein zijn. Door toevoeging van polaire smeerstoffen (MoS2, molykote) aan de smeerolie kan de wrijvingscoëfficiënt van rust zoveel worden verminderd dat het verschijnsel niet meer optreedt. Ook elaïne en geoxideerde paraffine blijken gunstige resultaten te geven. Het stick-slip-effect werd in 1936 beschreven door de onderzoekers Bowden en Leben.