[➝Gr. stethos, borst], m. (-scopen), medisch instrument waarmee men de geluiden die binnen in het lichaam ontstaan (b.v. harttonen, ademhalingsgeluiden, adergeruis) kan waarnemen. (e) De stethoscoop is uitgevonden door R.T.H. Laënnec (1781—1826) en bestaat uit een trommeltje, dat van onder is afgesloten met een membraan (deze zijde wordt tegen de te ausculteren plaats aangedrukt gehouden), waarvanuit het geluid via twee holle slangen naar de oren van de onderzoeker geleid wordt.
Aldus gaat zo min mogelijk geluid verloren en tegelijk worden andere geluiden buitengesloten. Het onderscheiden van geluiden van de diverse bronnen vereist wel enige ervaring, want men hoort ze alle door elkaar heen. Met de stethoscoop kan men een nauwer gelokaliseerd gebied onderzoeken dan met het blote oor. Voor de ➝auscultatie van de kinderlijke harttonen bij een zwangere gebruikt men veelal een zeer eenvoudige stethoscoop: een houten buis in de vorm van een diabolo.