m. (-s),
1. houten of metalen samenstel dat tijdelijk opgericht wordt bij het bouwen of herstellen van gebouwen;
2. constructie in havens en langs kaden als aanlegplaats en losen laadplaats voor schepen.(e) Bouwsteigers zijn stellages om arbeiders, materialen en gereedschap op de diverse hoogten te kunnen brengen. De eenvoudige bouwstelling bestaat uit steigerpalen (staanders) van rondhout die of in de grond worden geplaatst en aangestampt, of op een voetplank of steigerplank worden gezet, die men vastzet met tussen de straatstenen geslagen stalen haken. Verder bestaat zij uit kruisverbindingen. Op de kortelingen worden de steigerdelen gelegd en aan de uiteinden van beschermende bandijzers voorzien. Voor binnenwerk maakt men gebruik van losse verplaatsbare steigers bestaande uit jukken waarin kantdelen worden gestoken die op hun beurt de steigerdelen dragen. Voor kleine herstellingen en schilderwerken gebruikt men hangof schuif steigers. Bij een steeksteiger worden balken of ribben deels binnen en deels buiten het gebouw uitgestoken en binnenshuis gestempeld. Deze wordt gebruikt in smalle straatjes of boven water b.v. als geen palen geplaatst kunnen worden. Hetzelfde geldt voor de vliegende of Rotterdamse steiger waarbij jukken tegen de gevel geplaatst worden. Tegenwoordig wordt voor bouwwerken, restauraties, alsook voor binnenruimten van sporthallen e.d., zeer vaak gebruikt gemaakt van bouwsteigers, die op gemakkelijke, snelle en buitengewoon veilige wijze kunnen worden gemonteerd en gedemonteerd met behulp van een beperkt aantal elementen, stalen buizen en koppelingen. Steigers voor de bouw van stalen bruggen, viaducten of aquaducten worden onderscheiden in montageen overtreksteigers. Op een montagesteiger wordt de metalen bovenbouw gemonteerd, d.w.z. in verschillende stukken opgebouwd en aan elkaar verbonden; de overtreksteiger dient om de elders tot een geheel gemonteerde bovenbouw van een overspanning over de te overbruggen opening te trekken. Aanlegsteigers zijn blijvende constructies van hout, gewapend beton, soms deels van staal (stalen schroefpalen) in havens en langs kaden, en dienen tot aanlegplaats en losen laadplaats voor schepen. Zij bestaan uit een samenstel van jukken, waarover een vloer of plankier ligt; door dwarsregels en diagonalen worden de jukken verstijfd en onwrikbaar aan elkaar gekoppeld. De steiger zelf wordt soms door wrijfpalen tegen schokken van schepen beschermd, terwijl wrijfhouten en vullingstukken de schepen bij aanvaring tegen beschadiging beveiligen. LITT. G.J.M.Eibers en J.Polling, Machines, materieel en gereedschappen in de bouw (1973).