David, IJslands dichter, *21.1.1895 Fagriskógur , †1.3.1964 Akureyri. Stefánsson was de belangrijkste vertegenwoordiger van de neoromantische stroming.
Hij brak met de zeer ingewikkelde traditionele dichtvormen en schreef eenvoudige poëzie in vrijere versvorm. Zijn gevoelvolle lyrische gedichten, over vele onderwerpen zoals liefde en haat, hoop en wanhoop, de natuur, folklore en de saga's, maakten hem tot de populairste dichter van zijn tijd. Ook schreef hij een roman, Sólon Islandus (2 dln. 1940) en enkele toneelstukken, waarvan het op een IJslands volksverhaal gebaseerde Gullna hliđìđ (1941; De gouden poort) groot succes had. Werken: poëzie: Svartar fjađrir (1919; Zwarte veren) Kvæđi (1922; Gedichten), ny kvæđi (1929), I byggđum (1933; In de bewoonde wereld), Ljóđ frá liđnu sumri (1956; Gedichten van een voorbije zomer), Síđustu ljóđ (1966; Laatste gedichten).