v., een toestand waarbij hoge inflatie samengaat met economische stagnatie.
ⓔ Het gelijktijdig optreden van inflatie en werkloosheid is een modern verschijnsel, dat soms als een pathologische anomalie wordt beschouwd. Tot ca.1960 zag men perioden van economische opleving en haussefasen van de conjunctuur gekarakteriseerd door hogere prijzen, verminderde werkloosheid en grotere produktie. Recessie en depressie waren daarentegen gekenmerkt door dalende prijzen, hogere werkloosheid en lagere produktie. Een situatie van stagflatie was onbekend. Reeds in 1957-58 trad in de VS een prijsstijging bij in stand blijvende produktie en dalende werkgelegenheid op. Situaties met voortgaande prijsstijging gecombineerd met trage groei en/of onderbesteding en werkloosheid hebben zich sedertdien in vele landen over de gehele wereld voorgedaan en zijn zelfs karakteristiek voor het economische beeld van de jaren zeventig, soms zelfs in de vorm van sterke inflatie, teruglopende produktie en ernstige werkloosheid (zgn. slumpflation).
Het verschijnsel van stagflatie kan door de analyse van de Engelse econoom J.M. Keynes niet worden verklaard, omdat daarin een depressieve toestand met een deflatieproces wordt verbonden en het accent valt op de bestedingszijde (vraagzijde) van het economisch proces; stagflatie blijft dan een paradoxaal verschijnsel. De paradox wordt opgeheven als men ook de aanbodzijde van het economisch proces en de structurele ontwikkeling van het economisch leven in de beschouwing betrekt. Prijsstijgingen hoeven niet het gevolg te zijn van een vergrote vraag (➝bestedingsinflatie), maar kunnen ook worden veroorzaakt door een kostenstijging (➝kosteninflatie); hierdoor kunnen bedrijven in moeilijkheden raken en stagneert de produktie. Ook kan het aanhouden van een inflatoire toestand, b.v. door te sterke expansie van de publieke sector, leiden tot moeilijkheden in bedrijven, die wegens de te hoge loonkosten hun winstmarges aangetast zien.
Een bestrijding van de stagflatiewerkloosheid door het opvoeren van de bestedingen volgens de analyse van Keynes werkt averechts; veeleer zal het beleid gericht moeten zijn op winstherstel en stimulering van de investeringen in de ondernemingen, evenwel ondersteund door een inkomensbeleid, dat de loonprijsspiraal onderdrukt, en door maatregelen ter opheffing van structurele fricties, b.v. op de arbeidsmarkt.